1 1 5 Systematische vögeltellingen op Walcheren '80-'83 (10) Él 6 Telling van de Patrijs op Walcheren in het winterseizoen '89—90 11 250 Houtduif (Columba palumbus) Ofschoon in de eerste telwinter (1980/1981) niet in alle gebieden het aantal houtduiven werd bepaald werden toen toch meer houtduiven gezien dan in de winter 1981/1982. Het grootste aantal werd waargenomen in februari 1981: ruim 2500 ex.. Gecorrigeerd voor het aantal dat naar schatting in de met-getelde gebieden aanwezig was zullen in die maand omstreeks 3000 houtduiven op Walcheren hebben vertoefd. 1900/81 19^/g2 MÉ l Haand Figuur 84 Het aantalsverloop in figuur 84 laat zien dat onze eigen vogels in de laatste maanden van het jaar worden aangevuld met "vreemdelingen". Vogels uit Nederland en West-Duitsland zijn voor 45 70 procent standvogel, het overige deel trekt weg in de richting van Belgie of Frankrijk of zwerft rond. De trek van houtduiven uit Scandinavië gaat groten deels aan westelijk Nederland voorbij. Onder invloed van het winterweer kunnen de stand- en zwerfvogels uitwijken in zuid westelijke richting. In het seizoen 1980/81 was sprake van een regelmatig verloop van de getelde aantallen. Van november tot februari stegen de aantallen om daarna weer af te nemen. Het verspreidingspatroon was zeer constant. In de volgende winter was het verloop veel grilliger. Wellicht werd dit verschil veroorzaakt doordat de duiven in deze winter ook fourageergebieden (akkers) buiten Walcheren opzochten. Het is niet waarschijnlijk dat de lage aantallen in februari en april van 1982 zijn ontstaan door onderte11ingAls we het aantal dat in een telgebied wordt aangetroffen even beschouwen als een "groep", dan kwamen groepen van meer dan 500 houtduiven in deze tellingen nauwelijks voor. De kans dat in de (weinige) met- getelde gebieden nog zon duizend houtduiven voorkwamen (het verschil tussen de aantallen in 1981 en 1982) is maar klein. De verspreiding van houtduiven over Walcheren, weergegeven als het maximum aantal per telgebied uit de winters 1980/81-1981/82, laat zien dat het zwaartepunt lag in de (buurt van de) driehoek Me 1iskerke-Aagtekerke-GrjpskerkeNoemenswaardige aantallen wer den vooral ten nooi'dwesten van de lijn Koudekerke-Midde 1 burg Veere waargenomen. Slaan we even een paar jaar over en pakken we de s 1 aapp1aatste111ngen uit 1989 erbij, dan blijkt dat de slaapplaats in Oranjezon/het Oranjebos qua omvang met kop en schouders uitsteekt boven die van Ter HoogeRammekeno en Veerse Bos (resp. 1000, 200, 200 en 250 ex. in het najaar)(gegevens Jaco Walhout). De slaapplaats op de Haringvreter wordt vermoedelijk weinig door vogels van Walcheren bezocht (eigen waarnemingen) Met wat (teveel?) creativiteit kunnen we hieruit afleiden dat de houtduiven op Walcheren zich buiten het broedseizoen vooral ophouden in het noordwestelijk deel van het eiland. Behalve voedselomstandigheden zou de relatie met de slaapgelegenheid in de omgeving van Oranjezon daarbij een rol kunnen spelen. In tegenstelling tot bijvoor beeld Ter Hooge en Rammekens kan in het uitgestrekte Oranjezon nauwelijks sprake zijn van noemenswaardige verstoring van houtduiven door de jacht (meded. JvLeerdam) Fred Twisk. Ellebooglaan 12, 4371 PT Dishoek Inleiding Al enkele jaren wachten we tevergeefs op een met sneeuw bedekt landschap. Vooruit lopent hierop,werden in de maanden, Nov,Dec,en Januari reeds Patrijzen geïnventariseerd. Ook deze winter bleef de sneeuw achterwege, zodat er van een geslaagde simultaantelling in Januari, geen sprake kon zijn. Vandaar dat we alleen gebruik kunnen maken van de losse waarnemingen uit voorgenoemde maanden. Methode 1-50 o -100 .£.>250 Figuur 85 Men werd verzocht om zoveel mogenlijk waarnemingen van Patrijzen te noteren, met vermelding van het aantal ex. in één groep en het Sovonblok Km hok.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1990 | | pagina 5