dag gepland. De eerste dagen bleven we bij de lagunes en moerasgebieden langs de kust. In vlot tempo hadden we de Barbarijse Patrijs, Dubbelspoorfrankolijn. Grauwe Buulbuul, Grijze Wouw! Zwartkruints jagra. Knobbelmeerkoet, Afrikaanse Velduil.' Marmereend, Kuifkoekoek, Zwarte Spreeuw, Flamingo, Arendbuizerd, Poelruiter, Reuzenstem, Witwangstern, Purperkoet, Ralreiger,' Cetti s Zanger, Zwarte Ibis etc. in de knip. De laatste drie Dunbekwulpen liepen gelukkig ook op hun vertrouwde plekje rond. Bij veel stops werden we belaagd door bedelende kinderen die continue om Dirhams zeurden. Eén zon stop leverde overigens wel een weilandje met een groep van 300 Grielen op. Niet slecht! Vervolgens lieten we de kust voor wat het was en trokken het atlasgebergte en de Barbarijse Hoogvlakte in. Het weer was uitstekend; hoog in de Atlas troffen we echter een dik pak sneeuw aan. Weer werden vele soorten aan de lijst(en) toegevoegd: Levai1lant Specht, Rotsmus. Blauwe Rotslijster, Kleine Torenvalk, Woestijn1eeuwerikStrandleeuwerik, Kleine Kortteenleeuwerik, RoodstuittapuitZwarte Tapuit, Duponts Leeuwerik, Rouwtapuit, Lannervalk, Rotszwaluw. Hier werden we geconfronteerd met een nieuw aspect van het Marokkaanse volk: overal werden stenen en fossielen te koop aangeboden. We zouden het nog vaak tegenkomen. Afgezien van de kinderen was de bevolking uitermate vriendelijk, de hotelletjes waren spotgoedkoop (wat wil je, als je in iets mag slapen wat ooit een cel was) en het eten was ronduit slecht. Na de Atlas werd het landschap erg uitgestrekt en onbevolkt: we zetten koers naar het uiterste Zuid—Oosten, de rand van de Sahara. Onderweg namen we Diadeemroodstaart, Witkoptapuit Casarca en Gestreepte Gors mee. In de middag arriveerden we bij het plaatsje (wat een bouwstijl trouwens) van waaruit we een 40- 9 tal kilometers de woestijn in zouden moeten rijden naar een nederzetting met enkele goede soorten. De Renaults 4 bleken perfecte terreinwagens te zijn. Net voor donker bereikten we het huisje waar de lokale bewoners al klaar stonden om ons vogelaars de weg te wijzen. Ali, een gids door vele vogelaars aanbevolen, bleek ook aanwezig te zijn. De nacht brachten we door in een heuse kameleharen-bedoeinententaan de rand van de glooiende zandwoesti jn De volgende dag wist Ali ons dwars door de woestijn te gidsen, af en toe met 80 km/h dwars door deze oneindige zandbak met stenen. Het leverde die soorten op waar we voor kwamen: Woestijnmus (12!), Rosse Woestijnleeuwerik, WoestijntapuitWoestijngrasmus, Kraagtrap, Goudgele Spotlijstertimalie (ja, hij bestaat echt), Bruinnekraaf en Atlasgrasmus. Zodra dit alles 'binnen' is, schijnt er geen reden meer te zijn hier te blijven. We laten de dromedarissen en oases achter ons en gaan de 40 kilometer terug naar de weg om onze tocht westwaarts te vervolgen. Het blijkt dat we de woestijn over zo'n 500 kilometer nog niet kwijt zijn. Aangemoedigd door de rijstijl van Ali, laten we ons niet meer beletten om van de weg te gaan en dwars door de steenvlaktes te crossen. Zo krijgen we Temminck's Strandleeuwerik, Diksnavel1 leeuwerik, Barbarijse Valk, Woestijnvink en zandhoenders te zien. Opeens begint het in de auto niet gering naar benzine te ruiken: een flinke straal benzine blijkt uit een leiding te lopen, eigenlijk kon het ook niet anders! Het wordt snel donker, de benzinemeter begint terug te lopen en enkele diepe wadi's eisen alles van auto én bestuurder; kortom reden genoeg om eventjes flink te stressen (alsof we dat nog niet genoeg hadden gedaan)Net op tijd bereiken we de weg richting een plaatsje. Enkele laspogingen van de zoontjes van een garage" houder blijken onvoldoende en als een rijdende tijdbom scheuren 10

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1991 | | pagina 6