vogels kijken in het buitenlandluxemburg 2
kokmeeuw met afwijkende poten
In navolging van het eerste stukje over Luxemburg, wat het najaar
betrof, nu een tweede en laatste gedeelte over dit kleine,
centraal gelegen landje.
Evenals in de eerste periode liep ik stage in Luxemburg, te weten
in het hotel St. Nicolas te Remich.
Het meest interessante gebied in dit gedeelte is het
merengebiedje van Remerschen, zo'n 7,5 km ten zuiden van Remich,
langs de Moezel in het uiterste zuidoosten.
Het gebied is ontstaan door zand- en grindafgravingen en biedt
enerzijds mogelijkheden tot recreatie-, water- en vissport en
anderzijds vele mogelijkheden voor de natuurliefhebbers.
Aan de ene kant is het gebiedje afgegrenst door de Moezel terwijl
de verdere begrenzing wordt gevormd door enkele kleine dorpjes en
vele wijngaarden.
Het relatief kleine gebied kent een grote verscheidenheid aan
vegetatie zoals riet- en grasvelden, vele lage wilgen en struiken
en centraal in het gebied een wat hoger gelegen bos. Deze
verscheidenheid aan vegetatie (lees biotopen) levert een minstens
zo grote verscheidenheid aan vogels op.
Op de plasjes en het daaromheenstaande riet vinden we alle gewone
water- en rietvogels en op doortrek kunnen we hier soorten als
Zomertaling, Grote Zaagbek, Nonnetje en Buidelmees aantreffen. De
laatste soort broedt waarschijnlijk ook in het gebied, maar is er
echter moeilijk te vinden.
In de lagere bomen en struiken is er kans op Klapekster, Europese
Kanarie, Geelgors, Goudvink en bijvoorbeeld Sprinkhaanrietzanger
In het centrale gedeelte en de bossen om het gebied heen vind je
zonder al te veel moeite de gewone bossoorten, waaronder de voor
dit gebied typische Grijskopspecht. Ook de roofvogels zijn goed
vertegenwoordigd met als mooiste soorten Wespendief, Rode- en
Zwarte Wouw, Boomvalk en Havik. De enige uilensoort die ik hier
tot nu toe heb gezien is de machtige Oehoe.
Ook voor de voge1trek1iefhebber is ditzelfde Remerschen een prima
plek. Al vroeg in het voorjaar (half februari) begint de
doortrek: Rode Wouwen en Kraanvogels trekken dan algemeen door
naast vele andere soorten: vink- en 1ijsterachtigen
Veldleeuwerikken, Rietgorzen en Kievitten.
Goudvink
19
Later in het voorjaar trekken de zomersoorten door, zoals
Visarend, Zwarte Wouw, Kleine Plevier en bv zwaluwachtigenDeze
laatste groep levert nog een aparte attractie aan het gebied: een
kleine broedkolonie Oeverzwaluwen, die zich prima laat bekijken.
Iedereen die meer informatie wil hebben over dit gebied of over
Luxemburg in het algemeen kan zich wenden tot ondergetekende.
Erik Sanders, Anthonissenstraat 9, 4371 BZ Koudekerke (01185
1906)
Zoals beloofd kom ik nog even terug op de Kokmeeuw met de
afwijkende poten. Van het Rijksmuseum van natuurlijke Historie
uit Leiden heb ik een brief gehad waarin dhr. G.F. Mees
uiteenzette dat het een heel interessante en zeker ook ongewoon
geval is. Dit soort abnormaliteiten is overigens wel bekend, maar
dan vooral bij kippen, die bij miljoenen gekweekt worden zodat de
kans op eventuele afwijkingen vrij groot is. Helaas, zo schrijft
dhr. Mees, is de literatuur hoofdzakelijk te vinden in
expirimentele, genetische en anatomische tijdschriften.
Het instituut voor Taxonomische Zoölogie in Amsterdam (via C.S.
Roselaar) schreef het volgende: "helaas is dit soort afwijkingen
tegenwoordig niet zeer zeldzaam; ze komen vooral voor bij
kolonievogels die fourageren in met zware metalen en
landbouwvergif en vervuilde milieu's. Wanneer de pullen van
vogels die in zulke gebieden leven gevoerd worden met voedsel uit
vervuild water kunnen er allerlei snavel- en pootafwijkingen
ontstaan. Overigens hebben slechts weinig jongen uit de kolonie
afwijkingen: een deel der embryo's sterft al in het ei. De jongen
die wel grootgebracht worden sterven al snel nadat ze
onafhankelijk van de ouders zijn geworden doordat ze zichzelf
niet kunnen redden.
De provincie Zuid-Holland laat in de reservaten die onder haar
beheer vallen regelmatig onderzoek doen naar bijvoorbeeld
sternpullen met pootafwijkingen om de mate van vervuiling van het
gebied vast te stellen. Vooral de Dortse Biesbosch en de
Ventjagersplaten zijn bekend om de lage voortoplantingssuccessen
van de aldaar broedende visetende vogelsoorten.
Overigens komen vogels met afwijkingen ook zonder vervuiling wel
eens voor, al is het dan ook hoogst zelden. In de kollectie van
het instituut voor taxonomische Zoölogie staan diverse
kippekuikens met meer poten, evenals een Roerdomp met 4 poten,
terwijl er ook eenden en kiwi's met meer poten bekend zijn.
In de embryologische ontwikkeling heeft elk bot de neiging zich
te splitsen in 2 botten, maar door de invloed van het genoom
wordt een deel van die splitsingen normaal onderdrukt.
De brief werd vergezeld van afbeeldingen van de splitsingen.
Foto's met copieën van de brieven zijn inmiddels ook naar de PZC
t.a.v. dhr Iz. de Klerk gestuurd voor plaatsing wat inmiddels is
gebeurd. Het vogeljaar heeft het stukje ook geplaatst in het
apri1 nummer
Voor meer gegevens hou ik me aanbevolen.
Jan M.W. Meulmeester, Westerscheldestraat 31, 4388 VC Ost-
Souburg (01184-67162)
20