aan de andere kant van de kijkerdhr lodder Door een aantal oorzaken ontbrak in het vorige nummer van 't Zwelmpje bovenstaande rubriek. Vanaf dit nummer kunt u echter driemaandelijks een intervieuw verwachten met een meer of minder bekende walcherse vogelaar. Dit nummer is dat de heer Lodder. x Kunt u zich herinneren wanneer u voor de eerste keer naar vogels ging kijken en wat er toen zoal te beleven viel? Dat was in 1935/36, bij de N.J.N., waar ik werd begeleid door de heer Vleugel die destijds samen met dr= Wilmink en liane Warren de Avifauna van Zuid-Beveland heeft geschreven. Wij gingen voornamelijk naar het Oost-Schenge, de Herenpolder en het West— Schenge tot het gemaal De Piet. Het gebied ging daar over in een zeer uitgebreid slikken- en schorrengebied waar je niet of nauwelijks in kon en wat je vanaf de dijk kon overzien. We gingen ook wel eens naar de Kaloot bij Borssele, maar het was moeilijk om er in te komen, want het werd beschermd door een paar boeren die liever niet hadden dat je er in kwam of op de dijken liep. Hans Warren woonde op die dijk dus hij kon er wel regelmatig komen, maar bij ons lukte dat meestal alleen in excursieverband met de Natuurhistorische Vereniging. Op die plek heb ik voor het eerst van mijn leven de Dwergstern gezien. x Wat waren belangrijke verschillen tussen vroeger en nu? De Slechtvalk kwam vroeger algemeen voor, dat wil zeggen dat je er elke excursiemiddag wel drie of vier zag. Mogelijk kwam je een vogel dan meermalen tegen maar gezien het aantal geslagen prooien moeten er toch behoorlijk wat gezeten hebben. We zagen ze vooral in weidegebieden. Ik heb de indruk dat de Bruine Kiekendief algemener is geworden en dart geldt ook voor de Aalscholver. Vroeger zagen wij praktisch geen Aalscholvers. Zoals die vorig jaar op het Veerse Meer voorkwamen, was er toen niet bij. Vogels die vroeger veel algemener waren dan nu zijn de Geelgors die toen rond elke boerderij wel aanwezig was en naar mijn idee ook de Gele en Witte Kwikstaart. In een slootje bij Goes telden we zo1n 100 Gele Kwikstaarten die daar gingen slapen. Ook Roeken zagen we vrij veel, evenals Blauwe Reigers die nestelden in Zuid Bevel and. De Buizerd was vooral in de Poel een algemene vogel waarvan je er soms vier tegelijk zag. Ik denk dat ook de waarnemingsmethoden veranderd zijn: betere kijkers, betere literatuur. Vroeger was 'Zien is Kennen" het beste boekje, met die van Luuk Tinbergen. Als verrekijker had ik er een met een 8x30 vergroting. Als schooljongen kon je niet zomaar over geld beschikken, zakgeld kenden we niet dus het hing er maar vanaf wat pa daarvoor wilde betalen. Aan een Zeiss of Kowa-kijker voor je ogen hoefde je al helemaal niet te denken. x Wat zijn de leukste vogelmomenten die u zijn bijgebleven? Het zien van ontzettend veel Kluten in de winter van 1937. Ik had toen tijdens een N.J.N.-kamp op Terschelling vol trots verteld dat er zoveel Kluten bij ons overwinterden. Dat werd toen in 5 twijfel getrokken want dat zou onmogelijk zijn. Uiteindelijk hebben we ze, vergezeld door de bonzen van de bond, gevonden in het Zuid-Sloe, aan de kant van Nieuwland en later is daar nog een artikel in Amoeba over verschenen. Een keer, in de 60-er jaren tijdens een invasie, heb ik gezien dat een Steltkluut een eitje legde. Dat was bij het Grote Gat van Oostburg x Waar gaat u tegenwoordig heen om vogels te zien, naar dezelfde plekjes op Zuid-Beveland? Ja, dat trekt toch. En dan natuurlijk naar Noord-Beveland, waar je vroeger met de boot over moest, bij Wolphaartsdijk en naar de Kamperlandse Duintjes. x U heeft vroeger niet alleen naar vogels gekeken, maar ook naar planten en dergelijke? Naar planten, vlinders en andere insekten. Vooral de heer Vleugel bijvoorbeeld was een man die ontzettend veel aan bijen en wespen deed op die dijkjes bij 's Gravenpolder en dan ging ik ook mee en ondertussen zagen we dan ook allerlei zangvogels. Maar ik ben nooit een zangvogelman geworden, ik heb altijd meer belangstelling voor steltlopers en weidevogels gehad. x Zijn er ook onderzoeken waaraan u heeft meegewerkt? Ik heb met Klomp meegedaan aan een onderzoek voor z'n dissertatie over de Kievit en aan de (nu al legendarische) maandelijkse tellingen van Anton van Haperen. Trektellen hebben we vroeger veel gedaan, voor de oorlog, tbv het Vogeltrekstation Texel, zoals het toen heette. We hadden een trektelpost ten noorden van Goes, de oude zeedijk bij het Goesse Poldertje. Daar had je een prachtig overzicht. Je zag de vogels komen van Noord-Beveland en verder trekken langs de spoorlijn. Vooral 's avonds was dat goed te zien. Het ging om Kieviten, Kauwtjes, Spreeuwen en Vinken, die bij honderden langstrokken. Wat ik ook heb gedaan, is het ringen van mussen. In je tuin had je een vangkooi en je deed een soort kunststofmateriaal om de poten Ik had rode, om de linkerpoot, dat weet ik nog wel. Ook andere mensen in de buurt deden dit. Een van mijn vriendjes had een groene ring om de rechterpoot en regelmatig vingen wij eikaars vogels en kregen zo een beeld over het trekgedrag van de Huismus. Dat was een heel eenvoudig onderzoek maar het werd wel gedaan door bijv. dr. Kluyver, een van de eerste echte onderzoekers in ons land. x Gaat u weieens speciaal ergens naar toe om een vogel te zien? In Nederland, zoals dat met Dutch Birding en de vogel lijn gebeurt, niet, wel eens naar de Oostvaardersplassen bijvoorbeeld. In het buitenland gaan we graag naar vogelrijke gebieden als Bretagne en Normandië. x Hoeveel Visarenden heeft u gezien? Een stuk of vier, denk ik. Een bij Zoute lande, een keer bij het West-Schenge en ook een keer bij Wolphaartsdijk, maar eigenlijk 6 t

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1991 | | pagina 4