Een korte voettocht over de grasmat later werd ik in de mogelijkheid gesteld de vreemde "Pluvialis" van een vijftigtal meters gade te slaan en maakte ik een bij benadering evenhoge sprong toen ik de vogel herkende als Kleine Goudplevier. De grijze ondervleugels werden als slagroom op het toetje ten toon gespreid. Net de grijze vlekken nog voor mijn ogen spoedde ik me terug naar m'n in de berm geparkeerde tweewieler. Een op kruishoogte gespannen draad, bedoeld om een kudde koeien binnen de perken te houden zorgde voor ten tweede male vandaag voor vertraging. Gelukkig ontstond, dankzij de elasticiteit van de draad en mijzelf, geen blijvende schade en kon ik op de dichtsbijzijnde boerderij, die opvallend snel bereikt was, met een normaal stemgeluid de eerste ornithologen verwittigen. Enige kilometers verderop was het ene Pim, welke met gepoetste brilleglazen en met z'n scheiding naar links in vol ornaat gereed stond om naar een bruiloft te gaan, die als eerste het nieuws in z'n oor kreeg gehijgd. Pim treurde slechts kort, relativeerde flink en was zo fideel om de kolonie betaalde ornithologen bij de Dienst Getijde Wateren in te lichten. Zelf smaakte ik het onbeschrijfelijke genoegen' Rob (alweer) vanonder z'n schapewollendekbed te bellen (er lijkt een zekere correlatie te bestaan tussen het ontdekken van dwaalgasten op Walcheren en het slaapkamerverblijf van dhr Sponselee). Rob had de slapers ras uit de ogen gewreven en was binnen de helft van een uur per Escort op de "hot spot" gearriveerd. De telescoop bracht de Kleine Goudplevier verrassend groot in beeld en vele kleine details werden na verloop van tijd opgemerkt. Uit twee, korte tijd later arriverende terreinwagens van de DGW, rolden aan alle kanten voor een kapitaal aan ornithologen, optische apparatuur en literatuur. Door omstandigheden moest een afdeling van de Rijkswaterstaat tijdelijk gesloten worden. Een stijf halfuurtje en een retourtje Perduinsweg later zat de vogel weer op z'n favoriete stoppelakkertje en was de determinatiediscussie op z'n hoogtepunt. Net name de flinke handpenprojectie. het ontbreken van wit op de flank en de brede witte boa waren voor de minder alerte vogelaar genoeg redenen om de vogel als Amerikaanse Goudplevier te determineren. Bij nadere bestudering bleek de vogel echter één of meer tertials te missen, was in vlucht toch wel wit op de flank te zien en bleek de witte kraag toch niet zo'n hard kenmerk te zijn. Pootlengte (circa 1 cm buiten de staart uitstekend in vlucht). de geringe vleugelspanwijdte en de geelgespikkelde (niet grijs-) bovendelen waren dit echter wel. Vijf weken later leverden close up foto's van de vogel het bewijs en was de zogeheten "top" van de DBA eindelijk overtuigd. Dit betrof het elfde geval van de Kleine Goudplevier voor Nederland en de eerste veldwaarneming. Opmerkelijk genoeg werd kort na de Walcherse waarneming eveneens een vogel waargenomen op TexelDeze vogel was voor meerdere dagen aanwezig en toonde zich zeer tam. Beide Kleine Goudplevieren trokken honderden kijklustigen. De vogel van de Neinersweg was ook de veertiende nog aanwezig en toonde zich zeer mobiel. De veertiende was de vogel meestal aanwezig langs de ZandvoortsewegTenslotte werd de vogel 18/09 nog gemeld op de vogelijn. Jaco Walhout, Verwerijstraat 25, 4331 TA Niddelburg. 27 KORTE MEDEDELINGEN EN NIEUWTJES (4) Ganzen en Kleine Zwanentellingen (mededeling). Jos Tramper Evenals voorgaande jaren is het ook dit winterseizoen de bedoeling de op Walcheren verblijvende Kleine Zwanen en ganzen te tellen. De teldata zijn: 16/17 november, 14/15 december, 18/19 januari (tevens midwintertelling), 15/16 februari en 14/15 maart. Afwijkende stern in buitenhaven Vlisslngen. Jaco Walhout Op 23 september 1991 observeerde en fotografeerde Jaco Walhout een afwijkende sternachtige te Vlissingen. Het betrof een op een Visdief gelijkende vogel in eerste zomer- of tweede winterkleed. Er waren tevens minimaal 5 Visdieven in dit kleed aanwezig (dit kleed kenmerkt zich onder andere door de zwarte vleugelboeg in combinatie met grijze bovendelen, en een halve kopkap)De vogel verschilde op de volgende punten van de Visdieven: pootkleur was bruinachtig (bij Visdieven helderrood), snavel geheel zwart met een wit puntje (bij Visdieven idem maar met een altijd zichtbare rode basishelft van de snavel), snavel lang en licht gebogen (bij Visdieven iets korter en minder gebogen) en bovendelen iets lichter als bij Visdieven. Van de overige waargenomen details was de grotendeels witte vleugelachterrand de belangrijkste. Killian Nullarney die recentelijk een artikel publiceerde over verschillen tussen juveniel Visdieven en juveniele Dougalls Sterns kon na bestudering van de beschrijving en de foto's helaas ook geen uitsluitsel geven over de ware identiteit van de vogel. Hij kwam tot de zelfde conclusies als ik zelf: het betreft één van beide bovengenoemde soorten of een kruising daartussen. Het probleem is dat ornithologen in Europa weinig ervaring hebben met sterns in hun tweede kalenderjaar, gezien het feit dat deze vogels in hun tweede kalenderjaar niet terugtrekken naar Europa, maar de zomer doorbrengen in hun overwinteringsgebieden. In een volgend nummer kom ik misschien nog terug op dit geval. Nestkastencontrole voor de Gemeente Vlissingen. Jan Neulmeester In het voorjaar van 1991 werden 66 nestkasten van de Gemeente Vlissingen door Jan N.W.Neulmeester en dhr. J.Smit tweemaal gecontroleerd op aanwezigheid van eieren en/of jongen. Bij de eerste controle bleken 31 kasten bezet te zijn. bij de tweede controle slechts 5. In drie van de bij de tweede controle bezette nestkasten bevonden zich nieuwe broedsels, waarvan één in een kast die bij de eerste controle leeg was. Het aantal succesvolle broedsels per soort was: Holenduif 3 (waarvan 2x in 1 kast). Torenvalk 2, Koolmees 13 en Pimpelmees 16 (waarvan 2x in 1 kast). Totaal vlogen er minimaal 6 Holenduiven (waarvan 4 gerind door Adrie Joosse), 10 Torenvalken (alle geringd door AJ, inmiddels 1 ex overleden), 90 Koolmezen en 87 Pimpelmezen uit. Bij de eerste controle werden 4 dode Koolmezen en 1 dode Pimpelmees aangetroffen. Bij de tweede controle waren deze aantallen respectievelijk 7 en 12. Alle vliegenvanger-, spechten- en boomkruiperkasten waren leeg. De Bosuilenkasten werden bewoond door Holenduiven. Heer gegevens zijn verkrijgbaar bij Jan Neulmeester, Westerscheldestraat 31, 4388 VC Oost-Souburg. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1991 | | pagina 15