-DAGELIJKSE TELLING CAISSONTERREIN NAJAAR 1991 Nou jadat was de bedoeling. Omdat de route naar en van mijn werk me langs het caissonterrein (bij de jachthaven Oostwatering) voerde, dacht ik: "Kom, elke dag even een paar seconden stoppen en tel linkje doen. Kan niet moeilijk zijn". Optimist. Nee... echt moei 1 ijle is het niet, maar het schijnt dat de zon niet het hele jaar door op het zelfde moment opkomt en dus kan het gebeuren dat na een soepele start (juni) op een bepaald moment blijkt dat je bezoek in het laatste stukje van de nacht valt. Gelukkig echter was er nog wel 'ns een smoes te verzinnen om wat later te komen of juist eerder naar huis te gaan, zodat het plan niet helemaal in duigen hoefde te vallen. En dan moest ik natuurlijk ook nog op vakantie. Nou barst het daar in de zomer niet direkt van de vogels, dus niet te lang getreurd.... na de zomer wordt het pas leuk. Ach... en per ongeluk moest ik ook nog de hele maand oktober elders zijn. Om kort te gaan: laten we eens kijken of het toch nog wat opgeleverd heeft Omdat ik niet pietluttig ben heb ik dus alleen gelet op vogels die meteen in het oog springen. Uiteraard moesten ze wel enige 'binding' met het terreintje zelf hebben. Verder ben ik niet dom, dus heb ik er maar meteen van afgezien om de Wulpen te tellen ("Hou je dan nog wat over?" zult U wel denken. Mijn advies: gewoon verder lezen). Bij terugkomst op 4 november (ik was immers in oktober afwezig, weet U nog) bleken ze er te zitten: tien tallen exemplaren en later liep dat op tot enkele honderden. Het gaat om de welbekende slaapplaats. Even aanwippen en tel linkje doen vinden die beesten niet in de haak, dus gaan ze zodra je stopt op de wieken. Geen slaapplaatstelling dus, maar slechts de vogels die overdag t.p. waren. Maar voor de rest ging alles goed, tenminste... bijna. Wist U dat die vogels daar meestentijds nauwlettend het gedoe op de dijk in de gaten houden en dat men dus beheerst te werk moet gaan, wil er nog iets te tellen overblijven? Nou had ik dat gelukkig snel onder de knie. want anders moest ik hier mijn boeiende betoog beëindigen.. Soms echter bleek dat met name steltlopers (vermoedelijk a.g.v. enig onraad) verhuisd waren naar een dammetje dat, omringd door water, een eindje verderop in het Veerse Meer lag en daar waren ze voor mij niet goed zichtbaar. Omdat er op die dam niets te eten viel en op 'mijn' caissonslik wel, kon ik toch nog geregeld iets opnoteren. Na inleiding en methode volgt dan altijd het hoofstuk resultaten en daar hou ik mij aan. Even serieus mensen. In totaal heb ik in de tweede helft van 1991 op 75 dagen de aanwezige vogels genoteerd. Wanneer we het aantal dagen waarop de soort werd gezien uitdrukken als percentage van die 75 teldagen, dan scoren Tureluur en Meerkoet het hoogst. Zij waren ongeveer een derde van de tijd aanwezig (zie tabel). Ook Kluut en Bonte Strandloper waren vaak aanwezig. De middenmoot wordt gevormd door Kokmeeuw, Scholekster, Wilde Eend, Bergeend en Zilverplevier Van de aantallen van de drie talrijkste soorten heb ik voor de laatste twee maanden van het jaar een grafiekje gemaakt. 27 Het voorkomen van een aantal talrijke soorten wordt hieronder kort besproken. Van 9 tot en met 21 juni liepen er meestal 4 tot 11 Kluten te fourageren in het laagje water dat in die tijd het gehele gebied bedekte. Van de 24e juni tot 27 juli heb ik ze niet meer gezien. Ook van 19 augustus tot eind september geen Kluten daar, maar toen ik begin november weer aanwezig was liepen er vaak tientallen rond. (Ofschoon ik in oktober dus afwezig was weet ik uit vrij betrouwbare bron wel, dat er tijdens mijn afwezigheid nauwelijks steltlopers of eenden in het gebied verbleven). Vanaf eind oktober was het slik gedeeltelijk droog komen te liggen als gevolg van de traditionele peilverlaging in het meer. Het hoogste aantal was 60 Kluten op 19 november, een dag met slecht weer: harde wind uit noordoost en regen. De vogels konden die dag op het caissonslik redelijk beschut fourageren. Van 10 tot 18 december was het water bevroren en het terrein vetlaten. Daarna heb ik alleen op 31 december nog 10 Kluten ge zien. Op dat moment werd het slik door de soort alleen als slaap plaats gebruikt. Met het gedeeltelijk droogvallen rond eind oktober verschenen er nog meer soorten steltlopers: Tureluur, Bonte Strandloper en af en toe Zilverplevier. Kanoetstrandloper, Zwarte en Groenpootruiter, Scholekster en Kievit. De Tureluur was in november en begin december meestal met ongeveer 7 exemplaren aanwezig. Gefourageerd werd vooral in het ondiepe water dat een deel van het slik bedekte. Na een korte afwezigheid tijdens de vorstperiode in december kwam de soort terug en zag ik eind december zo'n 15 tot 30 exemplaren. De Bonte Strandloper verscheen op 5 november. Tot 22 november liep het aantal op (maximum 89 ex.) waarna het weer snel minder werd: begin december telde ik nog hoogstens 22 ex.. De diertjes fourageerden vooral op het drooggevallen slik. Na de vorstperiode keerde de soort niet terug. Meerkoeten zag ik alleen in juni en juli in het gebied, meestal met slechts enkele exemplaren. In juli bleek het gebied echter ook als slaapplaats gebruikt te worden en zag ik in de avondschemer tientallen exemplaren het terrein opzwemmen vanaf het Veerse Meer. Onder de méér bijzondere waarnemingen vallen dan de keren dat ik een Waterral op de grens van open slik en de zeer smalle rietkraag zag lopen (op 5 sept., 24 nov.4 en 8 december; na de vorst die 10 december inviel heb ik het dier niet meer gezien), het vrouwtje Blauwe Kiekendief dat op 24/11 even kwam kijken of er iets te bikken viel en de Meerkoet die van 5 tot 18/7 af en toe hele dagen op een leeg nest doorbracht. Dat het dier aardig broeds was blijkt wel uit de aantekening dat ze op 15/7 zowel om 6.45 uur als om 21.40 uur op het nest zittend werd waargenomen. Rest mij nog Toby Koppejan te bedanken voor zijn telgegevens van 27 november. Fred Twisk. Ellebooglaan 12, Dishoek P.S. Wegens ruimte gebrek is de grafiek afgedrukt op pagina 26. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1992 | | pagina 15