INVENTARISATIE VAN SPOTVOGEL EN GRAUWE VLIEGENVANGER OP
WALCHEREN 1992
Inleiding methode
Op initiatief van ondergetekende werden in 1992 aan alle leden
van de Vogelwerkgroep Walcheren dit voorjaar twee kaartjes van
Walcheren verstrekt met het verzoek om hierop alle waarnemingen
van zingende vogels/ nestvondsten/ waarnemingen van ouders met
jongen van bovengenoemde soorten, in de periode 1 juni tot en met
31 juli, aan te kruisen. Hieronder een beknopt verslag van de
resultaten.
Totaal werd door (slechts) 16 van de circa 60 werkgroepleden een
kaartje geretourneerd. Gelukkig hebben deze 16 personen veel werk
verricht zodat toch een aardig beeld kan worden geschetst.
Hoewel enkele personen speciaal op pad zijn geweest voor deze
inventarisaties hebben veel van de aangekruiste gevallen betrek
king op waarnemingen die "toevallig" op excursies, op weg naar
het werk, of in de omgeving van eigen huis werden gedaan.
Betrouwbaarheid
Het is voor beide genoemde soorten moeilijk om tot een betrouwba
re totaalschatting te komen voor Walcheren, wanneer we gebruik
maken van de thans bestaande inventarisaties van Walcheren. Reden
hiervoor is dat een groot deel van de populatie broedt buiten de
gebieden die geïnventariseerd zijn (duinstrook, weidegebieden,
kreken), n.l. in stedelijk gebied, in erfbeplanting (boerderijen
etc.) en langs B—wegen met geschikt biotoop. Daarom is gekozen
voor de bovengenoemde inventarisatiemethode. Volgens de tabel in
de handleiding "Broedvogelmonitoringproject" (SOVON) is 1 waarne
ming van een zingende vogel in de genoemde periode voldoende om
uit te gaan van een broedgeval
Nadeel van de gekozen methode van inventariseren is dat men af
hankelijk is van de bereidheid tot medewerking van de leden en
dat het risico bestaat dat bepaalde delen van Walcheren zijn
overgeslagen. Wanneer we echter de kaartjes bekijken blijkt het
laatstgenoemde achteraf mee te vallen; de stippen zijn over het
gehele eiland verdeelt. Alleen rond Meliskerke ontbreken stippen,
maar misschien komen beide soorten hier gewoon niet voor. Uiter
aard zullen ook elders broedgevallen zijn gemist, maar met het
inlassen van een foutenmarge en met gebruikmaking van de bekende
gegevens van vroegere inventarisaties is het mogelijk om tot een
mijns inziens aardige benadering van het aantal broedgevallen van
beide soorten te komen.
25
Resultaten
SpotvogelTotaal werden 134 waarnemingen genoteerd, waarvan er
23 zo goed als zeker betrekking hadden op dezelfde vogels. Dit
betekent dat totaal 111 broedgevallen zijn vastgesteld. Bij 99
gevallen ging het om waarnemingen van zingende vogels; de overige
gevallen betroffen nestvondsten of waarnemingen van ouders met
jongen. Het aantal dubbelwaarnemingen lijkt laag, maar veel voge
laars bleken net een ander "werkgebied" te hebben. De meeste dub
bel waarnemingen kwamen uit de omgeving van Middelburg hetgeen
logisch is aangezien daar de meeste vogelaars wonen en werken. De
meeste Spotvogels werden opgemerkt op het zuidwestelijke deel van
Walcheren. Enerzijds is dit te verwachten gezien de ruimere voor
ziening aan geschikt broedterrein, anderzijds is de soort zeker
over het hoofd gezien op de andere helft van het eiland (minder
aktiviteit van vogelaars)De soort is schaars in de duinstrook,
hetgeen gezien de biotoopkeus te verwachten is. Het aantal broed
geval len in en om Middelburg (15) blijft achter bij de 26-28 paar
die Kees Mostert in 1989 vaststelde. De veel nauwkeuriger inven
tarisatiemethode in 1989 is ongetwijfeld debet aan dit verschil.
Wat opvalt is dat er nauwelijks stippen staan in Vlissingen en
Souburg. Waarschijnlijk zijn veel gevallen in deze gemeenten over
het hoofd gezien. Voor de overige gebieden op Walcheren komen de
aantallen aardig overeen met eerdere inventarisaties. Wanneer we
er vanuit gaan dat 25 van de Spotvogels is gemist komen we op
een schatting van 111 tot 148 paar voor Walcheren. Dit betekent
zowel volgens de oude als de (betere) nieuwe PPD-norm dat de
soort een vrij talrijke broedvogel is (oud 80 - 400 paar, nieuw
51 - 200 paar)Smulders en Joosse noemen de Spotvogel een tal
rijke broedvogel, terwijl de PPD de soort vrij talrijk noemt met
een schatting van 100 tot 150 paar De kanttekening van de
PPD dat het aantal broedparen op Walcheren stabiel is lijkt dus
met deze inventarisatie bewezen.
Grauwe Vliegenvanger: Totaal werden 56 gevallen aangekruist waar
van er 6 betrekking hadden op dubbelwaarnemingen. Totaal werden
dus 50 verschillende broedgevallen opgemerkt. Opvallend is dat
het hierbij om slechts 24 waarnemingen van "zingende" vogels ging
en maar liefst 26 waarnemingen van ouders op nest of met jongen.
Het onopvallende geluid van de soort is hier ongetwijfeld debet
aan en hierdoor zullen ook zeker een aantal broedgevallen, zeker
op wat grotere afstand van de openbare weg, gemist zijn. De aan
tallen zijn vooral geconcentreerd in de duinstrook en in de omge
ving van de grote steden. Het aantal van 4 broedpaar rond Grijps-
kerke is hoog, maar verklaarbaar door de hoeveelheid boomgaarde
nen ander geschikt biotoop. Een tiental gevallen buiten de be
bouwde kom werd vooral vastgesteld rondom boerderijen, buiten
plaatsen en in boomgaarden. In Middelburg werden 5 broedgevallen
26