'i Zwelmpje cmgtistus 1995 11 DE HEGGEMUS DIE 'TIK' RIEP. Op maandag 16 januari 1995 zat in een vlierstruik achter onze boerderij een Heggemus- achtige vogel. Deze was me al enkele dagen opgevallen door het wat bollere postuur, de lichte onderdelen en vooral door het geluid, namelijk een regelmatig herhaald "tik". Het was echter nagenoeg onmogelijk om de vogel goed te bekijken aangezien deze steeds in de struiken en takkenbossen scharrelde. Bovendien was het echt hondeweer. Op 16 januari kreeg ik de vogel dus eindelijk wat beter te zien, zij het alleen schuin van voren. Opvallend waren de Heggemus-achtige, bruine, gestreepte mantel en schouders, de grijze kop en nek met zwartachtige teugel, zwartachtige vlek onder het oog en zwartachtige kin en een wat lichtere wenkbrauwstreep, de lichtgekleurde onderdelen, de bruingestreepte flanken, de vleeskleurige poten en vooral de snavel, die te dik was vow een Heggemus en tweekleurig, namelijk een zeer donkere bovensnavel en een vleeskleurige ondersnavel met donkerder punt. Mijn geSdachten gingen uit naar Alpenheggemus, maar deze moet een uit witte vlekjes bestaande vleugelstreep hebben en roodbruin gestreepte flanken, een grijs-en-wit gestreepte kinvlek, een gele ondersnavel en een totaal ander geluid, omschreven als 'chürrup*. Op een onbewaakt moment was de vogel opeens verdwenen, vermoedelijk de klimop in. Enig zoekwerk gedu rende de volgende dagen leverde niets op, mogelijk vanwege het nog steeds slechte weer. Doordat ik nog steeds in hoger sferen leefde na mijn ontdekking van de Grote Geelpootruiter de dag ervoor, besteedde ik verder geen aandacht meer aan deze vogel. Op 7 februari zat ik te lezen in een oude jaargang van British Birds, die Rob en ik van Pim geleend hadden om een artikel te schrijven over de Kleine Topper. Mijn oog viel op enkele foto's. "Verrek, dat is die rare Heggemus!" Tot mijn verbazing bleek het te gaan om een gors en wel de Maskergors (Black-faced Bun ting). Hoewel ik een aantal kenmerken, zoals de witte buitenste staartpennen en de lichte stuit, niet heb kunnen zien, ben ik overtuigd van deze waarneming. Volgens mij zou het een le winter mannetje geweest zijn. De Maskergors is een algemene broedvogel in oostelijk centraal Azië. Er zijn maar enkele waamemingem uit West-Europa, nl. Helgoland (Duitsland) op 5 nov. 1910 en 23-26 mei 1980, Dragsfjard (Finland) op 2 nov. 1981, Manchester (Engeland) op 8-31 maart 1994 en in Nederland ringvangsten bij Westenschouwen op 16 nov. 1986 en op Schiermonnikoog op 28 okt 1993. Dit zou dus de eerste veldwaarneming voor Nederland zijn. Literatuur: - Alker, P 1994. The Black-faced Bunting at Pennington Flash: a new British bird. Birding World 7: 94-97. - Bradshaw, C 1992. Field identification of Black-faced Bunting. British Birds 85: 653-665. - Hough, J 1994. Identification and status ofBlack-faced Bunting. Birding World 7: 98-101 - Lewington, I, Alström, P Colston, P 1991. A field guide to the rare birds of Britain and Europe. London. - Ree, L van van den Berg, A 1987. Maskergors te Westerschouwen in november 1986. Dutch Birding 9: 108-113. - Wiegant, W M, Steinhaus, G H CDNA 1995. Rare birds in the Netherlands. Dutch Birding 17: 89-101. Jan Goedbloed, J. Catsweg 6, Grijpskerke 't Zwelmpje cmgjistus 1995 IA CREX CREX Vogels kijken is een kwestie van tijd hebben en tijd is voor mij, zoals inmiddels bij jullie bekend, al enige tijd schaars goed. In de goeie ouwe tijd, toen tijd nog geen rol speelde besteedde ik soms 1000-1500 uur op jaarbasis aan vogels kijken. Begin juni 1995 bleek ik bij het opmaken van de tussenbalans voor genoemd jaar slechts 40 uur in het veld te hebben doorgebracht, voorwaar een triest dieptepunt, temeer daar ik me had voorgenomen in juni en juli geen tijd meer vrij te zullen maken voor veldwerk. Weinig vogeluren betekent weinig of geen dwaalgasten ontdekken. Ook dat was in de goeie ouwe tijd wel eens anders. Al met al wras ik dan ook niet ontevreden met de ontdekking van een Roodmus op 31/05 bij Zoutelande. Weliswaar geen dwaalgast (meer), maar toch een soort van bovengemiddeld kaliber. De eerste week van juni was het druk op mijn werk. In het weekend van 3 en 4 juni bezorgde een pseudopsychiatrische (cq gedragsgestoorde) patiënt me handenvol werk. Gelukkig was op zondagavond na een spectaculaire knokpartij met als resultaat gescheurde kleding, ver trapte bril, een verbogen injectienaald en uiteindelijk separatie van de lastpost de rust weerge keerd. Op maandagavond, na een late dienst was ik echt aan m'n vrije dagen toe. Alvorens in bed te kunnen kruipen moest ik eerst nog een vrouwelijke collega, als tegenprestatie voor een lift die ik de dag daarvoor van haar had gekregen, afeetten in Vlissingen. Zo gezegd, zo gedaan. Om 23.20 reed ik alweer over de Nieuwe Vlissingeseweg richting Middelburg. Opeens kreeg ik weer één van die merkwaardige ingevingen die me van tijd tot tijd overvallen en besloot ik via de Abeelseweg naar huis te rijden. Een paar minuten om, maar met meer kans op bij voorbeeld een roepende Kwartel of zingende Noordse Nachtegaal. Met het raampje open tufte ik over de B-weg. De stevige wind en het relatief koude weer gaven me weinig hoop en deden me besluiten het raampje weer snel te sluiten. Bij mijn derde tussenstop op de kruising Abeelseweg/Groeneweg ging het raampje weer naar beneden en werd mijn oor gestreeld door een raspend, doordringend "krrrk-Krrrk, krrrk-krrrk". Even dacht ik door de hectische toe standen in het weekend psychotisch te zijn geworden en aan het hallicuneren te zijn geslagen, maar na de motor te hebben uitgezet bleek het geluid toch duidelijk niet uit mijn hoofd maar uit het veld te komen. De Kwartelkoning, want dat was het natuurlijk, riep ondertussen aan één stuk door. De hoop de vogel in beeld te krijgen door mijn grote licht op het grasland te zetten was uiteraard ijdel maar desondanks genoot ik volop van de typische sfeer die de verdragende roep, enkele nieuwsgierige schapen die uit het duister opdoemden en het geruis van de bomen in de overigens doodstille nacht creëerden. Na een minuutje of 10 had ik het echter wel gezien (gehoord) en ging ik op huis aan. Met de wetenschap dat de Kwartelkoning voor veel Walcherse vogelaars een nieuwe soort was besloot ik ondanks het late uur toch nog enkele vogelaars in te lichten. Rob en Erik waren (zoals venvacht) nog wakker en besloten direct te gaan kijken. Peter M. bleek echter al in het land der dromen te vertoeven, evenals Greetje die de telefoon aannam en me voor idioot uitmaakte. Daarna leek het me verstandig de overige geïnteresseerden de volgende dag te bellen. Gelukkig bleef de Kwartelkoning tot in ieder geval 11 juni aanwezig, zodat circa 15 vogelaars de vogel hebben gehoord of zelfs gezien (Pim, Tobi). In de nacht van 5 op 6 juni stelde Rob vast hoe een op de fiets passerend stelletje spontaan romantische gevoelens kreeg bij het horen van de roepende Kwartelkoning en uitgebreid ging tongzoenen in de wegberm. De Kwartelkoning riep al vanaf zeer vroeg in de avond (18.00 uur), hoewel de roepffequentie

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1995 | | pagina 8