7 Zweinipje, 12e jaargang nummer 3, november 1997 22 ontdekte Van der Berg een Zilvermeeuwpulli van naar schatting 3 tot 5 dagen oud. Op zich zelf niet zo vreemd, gezien het feit dat er op het eiland jaarlijks honderden paren van de soort broeden, in gezelschap van Kleine Mantelmeeuwen en Stormmeeuwen. Toch trok deze vogel in het bijzonder de aandacht van Van der Berg. Want wat was het geval, de kleine had van pa of ma Zilver een vis opgediend gekregen waar nog een vishaak aan zat. Dit haakje inclusief draad, zat in de slokdarm vast en blokkeerde de voedseltoevoer van de vogel. Zonder ingrijpen was het jonge leven snel ten einde. Het lot van de vogel begrootte Van der Berg dermate dat hij besloot de vogel mee te nemen naar zijn huis om hem daar te verlossen uit zijn benarde situatie. In de veronderstelling dat de oudervogels het jong niet meer zouden accepteren, besloot Van der Berg de meeuw met de hand op te voedea Door vrienden en kennissen werd dit met een zwaar hoofd ingezien, men dacht dat dit jonge vogeltje het niet zou gaan redden en dat het helemaal al niet in staat zou zijn op normale wijze terug te keren tussen zijn soortgenoten. In eerste instantie ging het inderdaad ook even achteruit met onze vriend, voornaamste reden: te eenzijdig voedsel. In het begin voerde Van den Berg de vogels alleen maar met rauwe vis en balletjes gehakt, vervolgens probeerde hij het met kattevoer, in de veronderstelling dat hier alles in zat. En ja hoor, snel veranderde de situatie en groeide de vogel als kool. Naast katte voer bracht Van der Berg vaak Mossels en Oesters mee vanuit zijn werk op de Oosterschelde- dam. Hier had hij herhaaldelijk gezien hoe de oude vogels op een behendige manier de schelp dieren kraakten. De meeuwen namen de schelpen in de snavel, vliegen op tot een meter of tien en laten de schelp vervolgens op een harde ondergrond vallen. Het jonge meeuwtje luste hier wel pap van en groeide snel uit tot een uitgesproken Zeemok en accepteerde Van der Berg volledig. Wanneer hij thuis kwam uit zijn werk streek de meeuw gelijk bedelend bij hem neer. Uiteindelijk kon men hier spreken van een handtamme Zilver meeuw, zo tam als een Kauw die wellicht menig vogelaar onder ons in zijn vroegere jeugd wel eens gehad heeft. Dit beangstigde Van der Berg enigszins, hij was er bang voor dat kinderen en onbekenden de vogel zouden kwetsen indien de meeuw op ze af zou komen vliegen in de veronderstelling gevoerd te worden. Daarom besloot Van der Berg uit een RVS-stalen pijp een ring te maken en met slagcijfers zijn telefoonnummer hier in te slaan. Dit mislukte vele malen aldus Van der Berg, maar na veel bloed zweet en tranen had hij het toch voor elkaar. Hij hoopte dat door de aanwezigheid van de ring de mensen konden zien dat de vogel geen wild exemplaar was. Tot in de eerste week van september 1996 bleef de vogel in de Oost-Kruisstraat te Geersdijk rondhangen, tot de ochtend kwam dat Van der Berg zijn spullen pakte voor een geplande vakantie. Die dag waaide het behoorlijk en kreeg de vogel waarschijnlijk wind onder de vleu gels en vertrok, of voelde hij aan dat zijn baasje op vakantie ging?. De reactie op mijn ringaflezing en het bericht dat de vogel het goed maakte - na exact ruim een jaar - tussen zijn soortgenoten deden Van der Berg dus ook erg goed. Een stille hoop van hem is dan ook de vogel in de toekomst zelf nog eens te kunnen terugzien. Beweringen dat met de hand opgefokte vogels altijd kneusjes blijven en niet in staat zijn terug te keren in de natuur, staan in dit verhaal zeer zwak. Het blijkt dat het bij Zilvermeeuwen dus mogelijk is. Houdt er goed rekening mee dat in de winter 96/97 een strenge natuurlijke selectie heeft plaatsgevonden. Deze meeuw heeft doen bewijzen hier heelhuids doorheen te zijn geko men. In geval iemand in de toekomst ooit een meeuw mocht vinden met een ring met daarop een telefoonnummer vermeldt, aarzel dan niet. Roland-Jan Buijs, Molenakkers 22, 4634 VE Woensdrecht

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1997 | | pagina 13