stéSSÈb 1 ik 11 to* f z/)i rfi'bwj /'é.3ü LM"°" "i boomJcp i ZY Sprezuw o:.o. Rok. - 2 "sr "6^ O. 7 Zteltpje 13e jnrgttg eater 2 DETERMINATIEPERIKELEN RONDOM EEN ROZE SPREEUW Op 12 november 1997 draai ik na mijn werk omstreeks 16.30 uur de Regentenlaan bij mijn schoonouders in Middelburg in. In de toppen van (inmiddels gekapte bomen) zit een groep van c. 25 Spreeuwen. Gewoonte getrouw duik ik met m'n hoofd voor de voorruit om de groep te checken om een seconde later vol op de rem te staan; er zit een opvallend bleek exemplaar tussen! Auto aan de kant, kijker in de hand en de vogel in beeld. Bij de eerste blik denk ik het al te weten: een leucistiche Spreeuw. De vogel is weliswaar crèmekleurig op de on derdelen en mantel, maar verder zwart (staart, vleugels), terwijl de kop gro tendeel grijs is met een lichte kin. Kortom het lijkt niet op een klassieke juveniele Roze Spreeuw en het is zeker geen adult want dan zou de vogel vaal roze moeten zijn en de kop (en kin) veel donkerder. De snavel is weliswaar heldergeel (bij de omringende Spreeuwen zwart), maar door de hoge positie van de vogel zie ik de snavel schuin van onderen en is er geen structuurverschil waarneembaar. Stuit en rug krijg ik door de positie van de vogel niet te zien. Ik verbaas me nog over het gave verenpak van de vogel (leucisten zijn toch meestal vlekkerig?) en bedenk me dat het misschien wel één of andere ontsnapte vol 1 iérespreeuw is. Na vijf minuten laat ik de Spreeuwen voor wat ze zijn. Thuisgekomen maak ik direct een schets van de vogel, waarop onder andere de lichte onderstaartzomen worden weergegeven. Dezelfde week kom ik nog 2-3 keer op de bewuste plaats, maar de vogel is niet meer te vinden tussen de groepjes aanwezige Spreeuwen. Bijna een maand later blader ik door de Tirions-vogelgids en stuit ik op de afbeeldingen van Roze Spreeuwen. Plotseling realiseer ik me dat het veerpatroon van een adulte Roze Spreeuw toch wel veel op de door mij waargenomen vogel lijkt. Alleen de kop is veel te licht en de buik en mantel zouden roze i.p.v. beige moeten zijn. In de tekst wordt echter een beschrijving van een eerste-wintervogel gegeven die lijkt te passen op de door mij waargenomen vogel. Tenslotte vind ik in een oude Dutch-Birding een foto van een dergelijke vogel die lang geleden in Ne derland verzameld is. Een foto van een eerste-winter vogel in Rare Birds of Britain and Europe overtuigd me definitief van de determinatie als Roze Spreeuw; de vogel is identiek! Het lijkt bijna onmogelijk: een Roze Spreeuw voor een leucistische Spreeuw aanzien (andersom wel). Het door mij waargenomen kleed wordt echter zelden in Europa gezien en is waarschijnlijk daarom niet in veldgidsen afgebeeld. Op zich is het opmerkelijk dat de onvolwassen Roze Spreeuwen die West-Europa bereiken in oktober en november (de beste tijd) nog in juveniel kleed zijn. In het normale verspreidingsgebied ruien juveniele vogels namelijk reeds in augustus-september volledig door naar eerste-winter- kleed. Verondersteld wordt dat het merendeel van de vogels die in W-Europa terecht komen een onderbroken rui heeft (van den Berg 1982). Achteraf gezien hadden het gave verenkleed van de vogel, het kleurpatroon en de gele snavel me direct op het juiste spoor moeten zetten. Indien de vogel op de grond had gezeten was de determinatie wellicht vlotter verlopen aan de hand van lichte stuit en vooral snavelvorm. Een copy van de tekening in mijn notitieboekje vindt u hieronder. Bronnen: Van den Berg A.B., 1982. Identification of juvenile Rose-coloured Starling; Dutch Birding 4: 60-62. Van den Berg A.B., 1982. Moults and basic plumages of Rose-coloured Starling; Dutch Birding 4: 136-139. Jaco walhout, Verwerijstraat 25, 4331 TA, Middelburg. 10 7 Zrelipje 13e jnrgmg mm 2 i Cf^rrvA. i/> c, o \vaSN KOLGANS MET GEHEEL ZWARTE BUIK LANGS VEERSE WEG Op 21/12/97 namen Erik Sanders en Jaco Walhout tussen c. 650 Kolganzen aan de Veerseweg een afwijkende Kolgans waar. In plaats van de normale lichte buik met zwarte vlekken had deze vogel een geheel zwarte buik. Met de gedachte in het achterhoofd dat Groenlandse Kolganzen meer zwart op de buik hebben hoopten we even op deze soort. De roze snavel en identieke grootte (vergeleken met omringende Kolganzen) sloten deze dwaalgast echter uit. Verondersteld wordt dat het dus een afwijkende Kolgans betrof. Jaco Walhout, Verwerijstraat 25, 4331 TA Middelburg. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1998 | | pagina 7