'Amdmpje, 14e jaargangnr. I mrt. 1999 Sperwer A ccipiter ttisus In totaal zijn 71 waarnemingen binnengekomen. Vooral in de eerste helft van april, wanneer de vooijaarstrek op z'n sterkst is, werden relatief veel waarnemingen gedaan (fig 2). Daarna vond pas eind juni een opleving plaats, op het moment dat broedlocaties aan de hand van roepende jongen eenvoudig zijn op te sporen. Dat een waarneming van een Sperwer middenin het broedseizoen niet per sé in de directe omgeving van het nest hoeft te worden gedaan blijkt wel uit de melding van een vogel die, komend van de Schotsman (waar gebroed werd (7)), het Veerse Meer overstak naar het Veeree Bos. Er zijn in totaal 11 (mogelijke) broedgevallen vastgesteld: Zekere broedgevallen zijn bekend uit de omgeving van het Nollebos bij Vlissingen, uit het duingebied bij Valkenisse (2 maal), uit Serooskerke en Oranjezon/Oranjebos (2 maal). Een bedelend jong in zuid-oost Middelburg op 17/8 wijst ook vrijwel zeker op een broedgeval daar. Mogelijke broedplaatsen waren verder Ter Hooge, Rammekenshoek, Kleverekerke, nogmaals Serooskerke en Westhove, waar tijdens het broedseizoen regelmatig Sperwers werden gezien in een geschikte broedhabitat of zelfs baltsen werd waargenomen zonder dat de nestlocatie kon worden achterhaald. Zolang de vogels actief zijn in de buurt van de nestplaats is de precieze broedlocatie door regelmatig de vliegrichting te noteren vrij goed vast te stellen (4). Ook komt het voor dat het nest vanuit de directe omgeving goed zichtbaar is. De bedelroep van pas uitgevlogen jongen is eveneens een goed hulpmiddel gebleken om broedgevallen op te sporen, al kan dan niet altijd meer de nestplaats worden vastgesteld. In Oranjezon werd in 1992 voor het eerst sinds de jaren zestig weer een waarschijnlijk broedgeval vastgesteld (5). Westhove wordt voor het eerst genoemd door Floor Arts (1). Terwijl de duinen bij Valkenisse in 1996 (11), en de omgeving van het Nollebos en Rammekenshoek in 1997 voor het eerst worden genoemd (3,8). Buizerd Buteo buteo Er werden 49 Buizerd-waarnemingen doorgegeven (fig 2), waarvan de meeste rond half april werden gedaan, wanneer nog volop doortrek plaatsvindt (5). Zelfs waarnemingen van baltsende vogels betekenen nog niet altijd dat sprake zal zijn van een broedpoging (4), omdat niet alle vogels die daaraan meedoen in de buurt een territorium bezitten. Uiteindelijk bleek in 1998 slechts sprake van 2 broedgevallen: bij Nieuwland (minimaal 1 pul op 't nest) en op landgoed Overduin bij Vrouwenpolder (tenminste 3 takkelingen gezien). Bij Biggekerke kon een vermoeden van verstoring van een broedpoging niet worden bevestigd. Ook op de grens mrt Zuid-Beveland, aan de oostrand van het Sloegebied werd waarschijnlijk gebroed. Sinds de eerste broedpogingen bij Nieuwland en Vrouwenpolder in 1992/1993 lijkt dus geen uitbreiding te hebben plaatsgevonden, maar wellicht dat ontwikkelingen in het noordelijke duingebied aan onze aandacht zijn ontsnapt. t Zwclmpje, 14e jaargang nr. 1 mrt. 1999 9 Torenvalk Falco tinnunculus Sinds de oprichting van onze vereniging (1980) worden jaarlijks nestkasten gecontroleerd op bezetting door Torenvalken en worden eventuele jongen geringd. Inmiddels gaat het om tussen de 20 en 30 kasten, wat ongeveer een kwart is van het aantal kasten dat verspreid over Walcheren in het buitengebied geplaatst is. In 1998 werd in 11 van de 26 gecontroleerde kasten daadwerkelijk gebroed (gegevens Jos Tramper). Van nog één andere kast is broeden bekend. Als de gecontroleerde kasten in de zelfde mate bezet waren als de niet-gecontroleerde, zouden op Walcheren ruim 40 paren Torenvalken broeden (nog afgezien van eventuele 'wildnesten' in oude kraaiennesten, kerktorens, konijnenholen e.d. (4)). Dat is aanzienlijk meer dan de maximaal 25 paar waarop Walhout Twisk de stand eindjaren tachtig schatten (5). Boomvalk Falco subbuteo Ei"zijn redelijk wat Boomvalken gezien (35 meldingen), maar afgezien van die op Ter Hooge en in Oranjezon, leverde dat geen broedgevallen op. Beide plaatsen worden benut sinds begin, respectievelijk einde, jaren tachtig (5). In 1995 werden van nog drie andere locaties zekere of mogelijke broedgevallen gemeld (1,12): Serooskerke, Biggekerke en Kleverskerke/Oranjeplaat. Ook in de omgeving van Veere bevindt zich zon plaats (2,3,11). Bijlsma (4) raadt aan de eerste weken na het uitvliegen van de jongen (augustus) te benutten om broedgevallen bevestigd te krijgen. Behalve dat de 'proefvluchten' van de jongen en het contact met de oudere veel vogelkijkplezier kunnen opleveren (volgens Bijlsma proberen de jonge vogels wel eens prooien aan de aanvliegende ouders te ontfutselen), kan zo wellicht beter dan tot nu toe het werkelijke aantal broedgevallen worden bepaald. Besluit Rest mij nog iedereen te bedanken die waarnemingen heeft doorgegeven en de hoop uit te spreken dat ook het komende broedseizoen weer veel roofvogels zullen worden gezien en gemeld! Fred Twisk, Ellebooglaan 12 4371 PT Dishoek (1) Arts F. (1996) Resultaten broedvogelonderzoek in 1995. 't Zwelmpje 11(2) 3-5. (2) Castelijns H., Joosse R. Vergeer J. W. (1997) Roofvogelonderzoek en -bescherming in Zeeland in 1996. Rapport Roofvogelweikgroep Zeeland/Vogelbescherming regio Delta. Goes. (3) Bassie W, Castelijns H. Joosse R. (1998) Jaarverslag Roofvogelwerkgroep Zeeland 1997. Rapport Werkgroep Roofvogels Zeeland Vogelbescherming regio Zuidwest (4) BijlsmaR.G. (1997) Handleiding veldonderzoek roofvogels. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht. (5) Walhout J.M. Twisk F. (1998) Vogels van Walcheren. Stichting Avifauna van

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1999 | | pagina 6