JUFFERKRAANVOGEL LANGS BRESKENS! I7wltpjf, tê>janrgnnxnr 7miy.*.., tooo 18 percelen met verschillende typen gras gemaakt, waarin ook jongen van andere soorten zich beter kunnen ontwikkelen. Tot zover het Sovon-artik2el. De hoopvolle conclusie kan zijn dat het broedsucces van weidevogels, in het algemeen en in het Zandvoortweggebied, aanmerkelijk verbeterd kan worden door goed overleg tussen beschermers en een goede spreiding van percelen met beheersovereenkomst en verbeterde beheersafspraken. Jan Goedbloed (uulenhoj@zeelandneLnl) Op zaterdag 13 maart 1999 omstreeks 8.20 uur viel de aankomst van ondergetekende op de telpost Breskens (na de eerste boot gemist te hebben) gelijk met de ontdekking van een groepje van acht Kraanvogels door de reeds aanwezige tellers Sander Lilipaly, Peter Meininger, Rob Sponselee, Rob van Westrienen, Marcel Capello, Gido Davidse, Karei Leefhnk en een ongedetermineerde vogelaar. Veel tijd om rustig te genieten van deze - zelfs voor Breskens - niet alledaagse gasten (het oude dagrecord was zes exemplaren op 31 maart 1992) was er niet, daar één aanzienlijk kleiner exemplaar al gauw alle aandacht opeiste. De aanvankelijke scepsis van de meeste waarnemers ("jaja een JufFerkraan zeker") bleek ongegrond; de voorste van de op c. 600 meter afstand loom naar oost wiekende kranen toonde alledoorslaggevende kenmerken van een adulte Jufferkraanvogel, zoals (in vergelijking met Kraanvogel) andere proporties, met kortere nek, snavel en poten, kortere vleugels, iets snellere diepere vleugelslag, lichtergrijze boven- en onderdelen en geheel zwarte nek en hals, doorlopend tot op de borst. De vogel toonde geen zichtbare vleugelrui of ontbrekende, afgeknipte danwel afgebroken pennen. Eventuele ringen waren door de waarnemingsafstand uiteraard niet waarneembaar. Zoals bekend zijn sinds 1989 vrijwel jaarlijks JufFerkranen in Nederland waargenomen. Alle pleisterende exemplaren bleken op grond van gedrag, verenkleed, ringen en/of informatie van collectiehouders van niet wilde origine. Twee eerder aanvaarde gevallen van overvliegende exemplaren (30/04/93 Rottummeroog en 01/05/95 Baarn) zijn onlangs afgevoerd van de Nederlandse lijst. De waarneming bij Breskens onderscheid zich op een aantal punten van eerdere gevallen en zal hopelijk de discussie of een wilde Jufferkraanvogel Nederland al dan niet kan bereiken weer aanwakkeren: f 7wlmpjrt 14t'janr$nng nr 7 19 1Het betreft de eerste waarneming van een JufFerkraan in gezelschap van Kraanvogels; het is goed mogelijk dat de vogel met Kraanvogels vanuit een gezamenlijk overwinteringsgebied is meegetrokken en zo in Nederland is beland. 2) De waarneming valt binnen een influx van Kraanvogels in Nederland/ West-Europa (o.a. op 13/03/99 groepen van 7, 10 en 16 exemplaren langs Breskens). 3) De waarneming valt binnen de doortrekperiode van de Jufferkraanvogel (maart-medio april). In veel Europese landen is de Jufferkraanvogel als dwaalgast vastgesteld. In een groot aantal gevallen ging het hierbij om solitaire exemplaren in groepen Kraanvogels (bijv. in Scandinavië. Vrij recent (05/03/94) werd een exemplaar waargenomen in een groep van c. 1000 Kranen bij Gallocata Lake, Zaragossa, Spanje (Birding World 7:137 en 8:28). Bij de beoordeling van zeldzame soorten met een hoog ontsnappingsrisico lijkt de CDNA met twee maten te meten. Zo zijn alle gevallen van de Kuifzaagbek tot nu toe afgewezen (hoewel het d" van de Brouwersdam in 1993 toch goed kaarten had; schuw en ongeringd), terwijl veel gevallen van de Bronskopeend wel aanvaard zijn (waarmee Nederland een uitzonderingspositie inneemt binnen Europa). Ook bij de Nederlandse status van o.a. Flamingo, Roze Pelikaan, Ross Gans, Kleine Canadese Gans en Witkopeend kunnen op z"n minst vraagtekens worden geplaatst. Uiteraard is het vaak niet mogelijk om met 100% zekerheid een wilde danwel niet-wilde herkanst te bepalen. Het is echter wel mogelijk en wenselijk dat de CDNA eenduidige regels en criteria hanteert bij het aanvaarden of afwijzen van een waarneming, waarbij voor elke soort dezelfde regels gelden. Jaco Walhout, Verwerijstraat 25,4331 TA, Middelburg. STEENLOPER "ALERT" In de strenge winter van '95/'96 werden in de maand januari talloze dode steltlopers in de Zeeuwse delta gevonden. Onder deze vogels bevonden zich redelijk wat geringde exemplaren w.o. Scholeksters, Bonte Strandlopers en Kanoetstrandlopers. De meeste ervan waren geringd in de Scandinavische landen. Een ring (met of zonder vogelkwam in het \De Mikke terecht. De vogel was gevonden op 14 januari 1996 op het Nollestrand te Vlissingen. De vogelsoort werd op gegeven als "plevier"! En de ring droeg als inscriptie avice B1RDBAND write WASH. DC US A 1313 -59085. Onmiskenbaar een Amerikaanse ring, maar of het om een "plevier"ging was nog maar de vraag. Mogelijk was het een Amerikaanse Bontbekplevier (Charackius semipalmatus), deze was ooit waar genomen in 1978 op de Engelse Scilly eilanden. Zoals gebruikelijk werden de ring- en vindgegevens doorgegeven aan Dhr Schaap welke zorg draagt voor verder afhandeling met de Nederlandse Ringcentrale te Heteren. Zo verstreken er enkele jaren en keer op keer werd ik door R1KZ medewerkers aangesproken hoe het nu was met

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 1999 | | pagina 11