geluiden te beluisteren, op te nemen en elektronisch te analyseren leerde ze onderscheid horen in het schijnbaar saaie gekoer. Hoewel elke Turkse tortel dezelfde koer ten gehore lijkt te brengen, ging ze ervan uit dat er variaties moesten bestaan. 'We hebben met opzet niet een zangvogel met zijn complexe en veranderlijke melodietjes gekozen, maar een dier met een bescheiden repertoire', zegt Ballintijn. 'Want zo'n eenvoudig geluid kun je tenminste goed beschrijven en vergelijken als je de boodschappen erin wilt opsporen.' De keus viel op de Turkse tortel. Zijn geluid is een variant op de algemene, driedelige duivenkoer: oe-oeoe-oe. Met de klemtoon op het tweede element. De koer van een Turkse tortel is gebaseerd op één toonhoogte. Een melodie die uit verschillende tonen is opgebouwd, zoals bij zangvogels, zit er niet in. Ballintijn wijt dat aan de bouw van het orgaan waarmee de vogels geluid maken, de syrinx. Dat is een omgevormd stukje van de luchtpijp, bij Turkse tortels ongeveer twee centimeter groot. De syrinx van duiven is veel eenvoudiger dan die van zangvogels. Met die ene toon zou een duif in principe nog wel variatie in zijn roep kunnen aanbrengen, door korte en lange tonen af te wisselen of door de pauzes ertussen te variëren. Maar hij brengt steeds dezelfde koer uit. 'Die is kennelijk strak geprogrammeerd', constateert Ballintijn. De duiven hoeven het koeren dan ook niet, zoals zangvogels, van hun soortgenoten te leren. Het enige dat een Turkse tortel gemakkelijk en duidelijk varieert, is de duur van de pauze tussen de afzonderlijke koeren in. Een koer komt namelijk nooit alleen, maar altijd in een serie: de 'koerbout'. Aan de pauzes tussen de koeren in een bout is te horen wat een duif aan het doen is. Er zijn verschillende gelegenheden waarbij gekoerd wordt. Een duif, mannetje of vrouwtje, kan zijn gekoer vanaf een hoge post in zijn territorium laten klinken, bijvoorbeeld vanaf een lantaarnpaal, Hij houdt zijn lijf daarbij horizontaal. Deze 'territoriale koer' is bestemd voor alle soortgenoten in de omgeving: hier woon ik. En soms: ik zoek een partner. Een mannetje die een koerserie richt tot een duif die vlakbij is, maakt er een hele show van. Hij buigt steeds zijn kop omlaag en omhoog: de 'buigkoer'. Een vrouwtje maakt hij zo het hof, een mannelijke indringer probeert hij te imponeren. En als een paar samen het nest inricht, koeren beide partijen regelmatig de 'nestkoer', waarbij ze de kop laten zakken, de staart omhoog steken en de vleugels laten trillen. De drie koertypes blijken te verschillen in de duur van de pauzes tussen de koeren van een bout. Vooral de nestkoer valt op, met lange pauzes van soms wel twintig seconden. Elke tortel is uiterst voorspelbaar: zijn koer klinkt altijd eender. Verschillen zijn echter wel hoorbaar tussen de koeren van verschillende individuen. Ze zijn er allereerst in de toonhoogte en het tijdspatroon, dat wil zeggen: de lengte van de drie koerelementen en de pauzes binnen de koer. 'De vrouwtjes koeren op een hogere toon dan de mannetjes', vertelt Ballintijn. 'Ik vond verschillen in de bouw van de syrinx, die daar waarschijnlijk de oorzaak van zijn.' En de mannetjes verschillen onderling in toonhoogte en tijdspatroon. Met deze karakteristieken zijn dus de duiven, in ieder geval de mannetjes, individueel te herkennen. Volwassen mannetjes leggen daarbij nog wat meer van zichzelf in hun gekoer. Sommige duiven beheersen namelijk een trucje, bij het begin van sommige koer-elementen schieten ze uit: de toonhoogte gaat met een sprong omhoog en valt dan weer terug tot de basistoonhoogte. 'Dat kun je goed horen, het geeft een klokkend geluid', zegt Ballintijn. 'Vrouwtjes en jonge dieren vertonen deze zogenoemde frequentiemodulatie praktisch nooit, dus je weet meteen dat je met een volwassen mannetje* te maken hebt. Bovendien zegt dit kunstje iets over de kwaliteit van de mannetjes. Want het kost moeite om een koer te moduleren en de ene man doet het vaker dan de andere.' Zo horen soortgenoten hoe sterk een koerend volwassen mannetje is, dus hoe waardevol als partner of hoe geducht als rivaal. Een geoefend oor bespeurt nog enkele verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke tortels. Mannetjes laten zich veel vaker en langduriger horen. Bovendien klinkt hun geluid waarschijnlijk door die extra praktijkervaring zuiverder; vrouwtjes hebben een wat onvaste toon. Ballintijn vroeg zich af wanneer en hoe de verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes ontstaan. Als ze jong zijn, zijn ze alleen in toonhoogte te onderscheiden. Vrouwen blijven koeren als een jonge duif, maar mannen worden na een jaar plotseling luidruchtiger en beginnen te moduleren. 'Omdat duiven het koeren niet van soortgenoten hoeven te leren, was altijd aangenomen dat hun koer meteen al helemaal ontwikkeld was en niet meer veranderde. Maar dat klopt dus niet, er zit bij mannelijke dieren wel degelijk progressie in,' Misschien is de syrinx van jonge duiven nog niet volgroeid, veronderstelde ze. Maar na het bekijken van een serie luchtpijpen kon ze concluderen dat de syrinx zijn uiteindelijke vorm heeft lang voordat de mannen zich als zodanig manifesteren. Als hun gekoer verandert, zijn ze al geslachtsrijp. Hun luidruchtigheid en hun gemoduleer zal worden aangewakkerd door de veranderde hormoonspiegels, denkt Ballintijn nu. Het duivengekoer mag dan schraal afsteken bij het melodieuze gefluit van zangvogels de tortels kunnen er toch de nodige informatie in kwijt. Effectief is hun monotone en vaste geluid dus wel. Kennelijk zijn zangvogels maar uitslovers. WALCHEREN LITTLE BIG DAY Datum 17 juni, van 0.00 uur (of zoveel later als je wilt) tot 18.00 uur. Geef je op z'n laatst op op 10 juni bij Jan Goedbloed of Jaco Walhout onder vermelding van groepsnaam (bedenk iets leuks) en deelnemers (maximaal drie per groep). Doe mee voor de lol of wees bloedserieus, net watje wilt. We tellen alle soorten die door de CDNA zijn erkend. En wel op Walcheren, d.w.z. binnen de grens die loopt over de Veerse Dam t.h.v. de tweede voetgangersbrug, middendoor het Veerse Meer (dus exclusief de eilanden), langs de oranjekreek (inclusief de noordoever) tot aan de Muidenweg, vandaar pal zuid, over de dijk ten oosten van de Sloekreek, middendoor de Quarleshaven en Sloehaven. Aan de zeekant telt alles wat te zien is vanaf de Walcherse kust. t Zwelmpje 15 jaargang nummer 2 mei 2000 12 r Zwelmpje 15 e jaargang nummer 2 mei 2000 13

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2000 | | pagina 8