t Zwe/mpje 15e jaargang nummer 4 november 2000 vertegenwoordigd. De wijk Pauwenburg (nog geen 500 meter van het nest) is waarschijnlijk van groot belang als leverancier van het hoofdvoedsel: de Huismus. In het broedseizoen worden jaarlijks regelmatig jagende Sperwers waargenomen in deze wijk (persoonlijke mededeling Peter Meininger). Onderzoek in Drenthe en Veluwe toonde aan dat het aandeel mussen als prooi gecorreleerd is met de afstand van bebouwing tot de nestplaats (Bijlsma 1993, Ottens 1998). Hoe dichter bij de bebouwing des te groter het aandeel mussen, op de Veluwe liep dit op tot maximaal 50%. Bij nesten die verder dan ca. 1500 meter van bebouwing lagen werden vrijwel geen Huismussen in het menu aangetroffen. Hieruit concludeerde men dat de homerange van het mannetje waarschijnlijk niet verder dan die 1500 meter bedraagt. Blijkbaar is de mus een favoriete prooi van de Sperwer. Hierbij rijst de vraag in hoeverre bebouwing veel mussen) van belang is voor een goed territorium van een Sperwer? Misschien is dit de reden dat dit territorium jaarlijks bezet is en succesvol jongen kan produceren! De Sperwer is een opportunist en pakt wat die pakken kan (tabel 1). Dit komt ook naar voren in het grote aantal juvenielen onder de prooien, het zijn gemakkelijke prooien want ze zijn onbeholpen, luidruchtig en onervaren. In een aantal gevallen waren de veren nog niet eens volledig uitgegroeid. In de samenstelling van de prooisoorten was duidelijk dat vanaf eind juni het vrouwtje mee ging jagen want toen verschenen er ineens Spreeuwen op het menu (26 juni 2, 2 juli 4 en 12 juli 3). Voor het mannelje zijn die te groot. Een leuke vondst was de Zwarte roodstaart, de dichtstbijzijnde broedplaats van deze soort is Dishoek (boerderijen aan de Zwaanweg) en de Boulevard van Vlissingen. Graag wil ik m'n referentiecollectie van staarten zo compleet mogelijk maken. Complete staarten (12 veren) zijn altijd welkom. Dus vindt je een dode vogel (verkeersslachtoffer, raamslachtoffer) neem dan de staartpennen mee en stop ze in een envelop met vermelding van soort, vinddatum, vindplaats en indien mogelijk geslacht en leeftijd. Bronvermelding Bijlsma R.G. 1993. Ecologische atlas van de Nederlandse roofvogels. Schuyt Co, Haarlem. Donkers H. 1998. Onderzoek naar Sperwers Accipiternisus in westelijk Noord-Brabant in 1993-97. Takkeling 6: 79-85. Ottens H.J. 1998. Opmerkelijk goede broedresultaten van Sperwers Accipiter nisus'va een Veluwse boswachterij. De Takkeling 6: 216-221. Walhout J.M. Twisk F. 1998. Vogels van Walcheren. Stichting Avifauna van Walcheren, Middelburg. Floor Arts, Singel 92, 4382 LC Vlissingen, arts0zeelandnet.nl TE KOOP Pentax Z10 Tnlrina 400 mm f 5.6 Tokina Doubler 2x Alles in goede staat Asashi 55 mm (voor het resultaat: zie elders in dit nummer) Fototas Gerwin Geertse, Reigershoutstraat 33, 4364 BA Grijpskerke, 0118-591693 t Zwe/mpje 15e jaargang nummer 4 november 2000 HEEFT DE GRUTTO NOG EEN TOEKOMST OP WALCHEREN? 77 Situatie nu f Hoe is het dit jaar gegaan met de weidevogels van Walcheren? Hebben wij als VWG eigenlijk wel een idee hierover? Levert het SOVON atlasproject hier gegevens over en wie gaat dat eventueel bewerken voor de Walcherse situatie? In gesprekken met vogelaars komen wel individuele indrukken naar voren, in de trant van: 'Ik heb nog geen Veldleeuweriken gehoord aan de Oude Veerseweg.' of: 'Vind jij ook dat er dit jaar weer minder Kieviten broeden aan de Zandvoortse?' Zo probeer ik zelf al jaren de Grutto- en Tureluurstand van het Zandvoortweggebied bij te houden. Dit jaar deden in ieder geval weer 8 Gruttoparen een poging jongen groot te brengen, spitsroeden lopend tussen predatoren, verstoringen en maaidata. Dit aantal is lager dan normaal, vergeleken met voorgaande jaren. In goede jaren kun je hier zo'n 15 paar Grutto's vinden. Het aantal vein 5 paren Tureluur is wat hoger dan de afgelopen jaren, maar deze hebben, doordat ze in slootkanten broeden, veel minder last van vroeg maaien. 8 paar Grutto's is weinig, maar betreft het hier een natuurlijke fluctuatie of neemt het bestand af? Na een goed broedjaar zie ik de volgende jaren weer meer paren. Maar hoeveel jongen Grutto Zandvoortweggebied 2000 groot worden en of dat genoeg is om gegevens J. Goedbloed vergrijzing van de Gruttostand tegen te gebied 1: 3 paar gebied 2: 2 paar totaal 8 gaan? Ik heb geen idee, in sommige jaren zie ik geen enkele vliegvlugge jonge Grutto. V ScbodteAB^x Wel weet ik inmiddels dat er binnen het 4 gebied twee kerngebieden zijn waar elk jaar i' "X 4 p meerdere paren Grutto's broeden en de territoria altijd het eerst bezet zijn. Zie het IÉ" V kaartje. Verder broedden er nog wat jvf Grutto's (of deden een poging daartoe) aan de Van 't Hofweg, aan de Zoeten- daalseweg, aan de Pioniersweg en in het Oudeveerseweggebied. Geschiedenis Walhout en Twisk schrijven dat de Grutto vroeger niet op Walcheren broedde. Het eerste broedgeval werd in 1956 gemeld. Begin jaren tachtig broedden er c. 30-40 paar op Walcheren. Rond 1994 was dat al teruggelopen tot 20-30 paar, door de verlaging van het grondwaterpeil, de intensieve beweiding en het uitmaaien van de nesten door de steeds vroegere eerste grasoogst. 6 7 -V

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2000 | | pagina 5