tl
II 1
tl
t
tl
a
n
r
1
r
1964 1966 1968 1990 1992 1994 1996 1998 2000
1 1
n i
1
r
IX
la 1
L
r
r
ii 11 HPasss
UT
t Zwelmpje 16 e jaargang nummer 3 augustus 2001
11
Aantalontwikkeling Borgeend op binnendijks
Walcheren
200
150
100
50
a
Figuur 3: Aantaloniwikkeling Bergeend Figuur 4: Verspreiding Bergeend fijdens MWT 2001
over een vijfjarig gemiddelde
Het nieuwe record Wintertalingen van 431 ex verbleef uitsluitend in het kanaal en de spuikom
van Ritthem. Dit aantal is kenmerkend voor een zachte winter. Tevens zochten mogelijk de
vogels die "normaal" in slootjes zitten het niet dicht gevroren kanaal en spuikom op, waardoor
ze makkelijker te tellen waren.
De aantallen Kuifeenden bleven, ondanks een weer zachte winter, voor het vijfde
achtereenvolgende jaar onder de 1000 ex (zie figuur 5). Aantallen van boven de 1500 ex zijn
alweer zo'n zeven jaar geleden. Verdere jaren van midwintertellingen zullen uitwijzen of dit
stabiele aantallen zijn. 1986 en 1987 waren strenge winters en dat zal de lage aantallen in
deze jaren verklaren. Vanaf 1988 vindt er een sterke toename plaats. Een aantal zachte winters
zal hiervan de verklaring zijn. Omdat een aantal van onze broedvogels ook standvogel is, zal
de toename als broedvogel in de jaren tachtig en begin jaren negentig ook een rol hebben
gespeeld. Na 1994 is er een duidelijke negatieve trend te bespeuren. Sinds 1996 zijn de
aantallen niet meer boven de 1000 gekomen! Dat er meer Kuifeenden buitendijks zijn gaan
overwinteren lijkt me niet logisch. De Veerse Kreken bijvoorbeeld blijven een geschikt gebied
voor deze eenden.
Aantalontwikkeling Kuifeend op binnendijks
Walcheren
2500
2000
1000
S00
1084 1888 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000
Figuur 5: Aantaloniwikkeling Kuifeend
Figuur 6: Verspreiding Kuifeend tijdens MWT 2001
over een vijfjarig gemiddelde
Omdat de trend over een vijfjarig gemiddelde berekend is lijkt de afname verder door te zetten.
Bekijken we de kolommen dan blijken de aantallen de laatste 5 jaar steeds tegen de 600 te
liggen. De dip van het jaar 2000 is zeer waarschijnlijk te wijten aan een aantal gebieden die
t Zwelmpje 16 e Jaargang nummer 3 augustus 2001
12
niet geteld zijn. Toekomstige tellingen zullen uitwijzen of het aantal nu stabiel blijft of verder
afneemt. In dit verband is het ook leerzaam te weten dat SOVON een langzame maar zekere
afname van de Kuifeend als overwinteraar in Nederland vermoed. Dat dit op een klein gebied
als Walcheren zo sterk te merken is, lijkt me wat te enthousiast.
Tafeleenden lijken dezelfde weg te gaan als de Kuifeend. Voorzichtigheid is echter geboden,
omdat de aantallen waarmee gerekend wordt relatief laag zijn. Dit jaar werden 94 ex geteld.
Scholeksters deden het weer erg goed met 535 ex. De toename als binnendijkse overwinteraar
is goed te zien in figuur 7. Tevens is te zien dat de soort tijdens strenge winters het binnendijkse
Walcheren de rug toe keert. Scholeksters zullen bij bevroren Walcherse bodem hun kostje
buitendijks gaan zoeken.
AanUlontwikkoMng 8choloksMr op binnendijk»
Walcheren
800
700
000
800
400
300
200
100
r
f
1984 1980 1980 1990 1992 1994 1996 1998 2000
Figuur 7: Aantaloniwikkeling Scholekster Figuur 8: Verspreiding Scholekster tijdens MWT 2001
over een vijfjarig gemiddeld
Aan de verspreidingkaart is te zien dat de soort vooral verblijft vlak achter dijk en duinen. Ook
het kanaal herbergt een relatief aanzienlijk aantal. In de vele stippen bij het kanaal, Schellach
en Kleverskerke zitten echter zeer waarschijnlijk aardig wat dubbel tellingen omdat vogels tussen
deze gebieden vliegen en in deze gebieden niet op hetzelfde tijdstip is geteld.
Goudplevier en Kievit (n=3545 resp. 3791)
Figuur P: Verspreiding Goudplevier tijdens MWT 2001 Figuur 10: Verspreiding Kievit tijdens MWT 2001
Deze twee soorten kunnen tijdens een strenge winter volledig ontbreken op binnendijks
Walcheren. De aantallen van afgelopen winter zijn kenmerkend voor een zachte winter.