;V
Vol spanning bleven we staan
en turen, maar het bleef de eerste
minuten akelig stil. Vertwijfeld
begonnen we ons af te vragen of
het dan toch niet een echte
kwikstaart was geweest, één die
even een andere stemming had en
misschien ergens bovenop een
bosje zat. Maar geen spoor van
zo'n vogel.
Toen klonk het weer een keer:
vrij explosief, duidelijk tweedelig,
Witte Kwikstaart-achtig, maar met een klank die meer paste op Gele Kwikstaart.
Het werd nu wel erg spannend en koortsachtig keken we het struweel van
voornamelijk meidooms af naar enig teken van leven. En gelukkig daar kwam,
naast twee Pimpelmezen, een Phylloscoop naar boven die zich even liet zien en
daarbij erg bleek overkwam. En weer klonk dezelfde roep. Deze plek hielden we in
het oog en daar kwam het langgehoopte ogenblik.
De vogel kwam opeens in vol ornaat in ons kijkerbeeld en we zagen beide
tegelijk het witte vleugelstreepje - kort en dun, maargoed zichtbaar-en de lichte,
opvallende en vrij lange wenkbrauw. We keken zo'n twintig seconden, terwijl het
hoger de meidoom op hipte en één keer biddend voor een takje bleef hangen.
We konden in die korte tijd verder vaststellen dat de gehele onderzijde bleekwit
was en geen zweem van geel vertoonde, terwijl de kleur van rug en vleugels ons
lichter en groener overkwam dan bij Tjiftjaf. Postuur, grootte en proporties van de
vogel waren als Tjiftjaf. Toen verdween de fitis achter de meidoom. Behalve een
glimp vingen we de minuten erna niets van hem meer op. Wel riep hij nog een
aantal keer.
Overtuigd als we waren van de juiste determinatie, begonnen we via de
mobiele telefoon alarm te slaan; een aantal vogelaars zou direct komen kijken.
De vogel terugzoeken in die tussentijd leverde weer problemen op. Hij hield zich
nu erg stil. Leuk was wel dat er toen op nagenoeg dezelfde plaats een
Sperwergrasmus opdook, een juveniele vogel, die een minuut lang op vier meter
afstand in een braamstruik scharrelde.
Pim Wolf arriveerde zo'n tien minuten later als eerste, met Sander Lilipaly, Mark
Hoekstein en Erik Sanders even later in z'n kielzog. Met twaalf gericht zoekende
ogen en een geluidstape in de hand moet dat wat opleveren, zou je denken,
maar ja wie kent het puinpad niet, hopeloos en ontmoedigend als het is om
daar iets terug te vinden (hoewel de Sperwergrasmus zich wel weer liet zien). De
Grauwe Fitis liet die dag - helaas helaas - weinig meer van zich terugvinden dan
een snelle waarneming van Pim van "een zeer bleke 'phyllo' met opvallende,
lange wenkbrauw".
Echter, de volgende dag, toen Sander aan het begin van het puinpad (bij de
parkeerplaats) liep, zag hij een tjif-achtige vogel daar opvliegen, die enige tijd
boven zijn hoofd cirkelde en toen koers zette naar het opslagterrein. De vogel was
erg licht van onderen en riep verscheidene keren een tweedelige roep. Sander
omschreef het eveneens als kwikstaart-achtig, tussen Witte en Gele Kwikstaart in.
Hij determineerde hem daarom voorzichtig als de Grauwe Fitis van gisteren.
Het is jammer dat we een aantal aanvullende en subtiele details, zoals poot-
en snavelkleur, door de korte waarnemingstijd niet hebben kunnen opmerken. De
beste kenmerken hebben we evenwel goed gezien (vleugel- en
wenkbrauwstreep, kleur onder- en bovenzijde) of gehoord (kwikstaart-roep). De
kans is daarom vrij groot dat hij ook officieel (CDNA) wordt erkend. De soort mag
dan eindelijk, na verschillende pogingen in vroeger dagen, op de Walcherenlijst
prijken.
Er zijn in heel Nederland circa 30 waarnemingen van Grauwe Fitis aanvaard,
waarvan twee in Zeeland: op 30 augustus en 1 september 1996 twee exemplaren
op Neeltje Jans. Inmiddels kan de soort als jaarlijkse bezoeker van ons landje
genoteerd worden. Ongeveer eenderde van de gevallen stamt van het vooijaar;
de piek ligt echter eind-augustus en begin-september.
Het broedgebied van de Grauwe Fitis loopt, afgaand op de boeken, van de
Baltische staten oostwaarts tot in West-Siberië, de centrale en oostelijke
Himalaya's en Centraal-Azië. De soort overwintert in India en Zuidoost-Azië.
MIDWINTERTELLING 2002
In het weekend van 15-17 januari 2002
werd voor de 19de achtereenvolgende
keer de midwintertelling op binnendijks
Walcheren gehouden. De midwintertelling
vindt internationaal plaats waarbij alle
watervogels, steltlopers, meeuwen en
enkele extra soorten worden geteld.
Vanaf 1991 is het op Walcheren de
gewoonte ook alle roofvogels en de
Ekster te tellen. De telling wordt landelijk
gecoördineerd door SOVON met als
Zeeuwse coördinator Gerard van Zuijlen.
De VWG Walcheren telt de binnendijkse gebieden van Walcheren. Doordat niet
iedereen op dezelfde dag heeft geteld, is het mogelijk dat soorten welke zich
veelvuldig verplaatsen dubbel zijn geteld.
Het weer
Tijdens de telling lag de temperatuur rond de 5 graden en lag er plaatselijk ijs.
De periode december tot begin januari was koud en rustig. Vanaf de tweede
week van januari kwam er een zuidwestelijke stroming op gang en werd het weer
bepaald werd door depressies; regenachtig en winderig.
t Zweimpje 17* jaargang nummer 3 augustus 20026
t Zweimpje 17" jaargang nummer 3 augustus 2002
7
Johannes Luiten, Singelweg 2, 4333 LE Sint Laurens, luiten@few.eur.nl