I
t Zwelmpje 17' jaargang nummer 3 augustus 2002
Rallen
Van de Waterhoen werden 897 ex geteld. Bij vorst trekken veel vogels richting
het zuiden zoals in 1997 (220 ex). Doorgaans overwinteren er 900-1100 ex op
Walcheren (Walhout, 1997).
De Meerkoet was met 2675 ex de meest getelde soort. In de meeste winters
verblijven er 1200-2400 ex op Walcheren. In strenge winters worden er beduidend
meer geteld, zoals in 1997 met 4102 ex (Walhout, 1997).
Waterhoenders waren met name aanwezig in de spuikom van Ritthem e.o.
(13,2%) en Middelburg (14,3%). Meerkoeten bevonden zich juist vooral in de
Veerse Kreken (23,2%) en het Kanaal door Walcheren (40,3%).
Steltlopers
Goudplevieren en Kieviten zijn twee soorten die bij vorst het veld ruimen (1987:
van beide soorten 0 ex). Het zachte weer voor aanvang van de telling
"voorspelde" dan ook al aanzienlijke aantallen van de twee soorten (resp. 2470
en 2017).
Ook andere steltlopersoorten die het tijdens milde winters op Walcheren weten uit
te houden waren goed vertegenwoordigd, zoals de Wulp (1561 ex).
Opvallende aantallen waren die van Tureluur (42), Witgat (12), Zwarte Ruiter (20),
Watersnip (28), Kluut (49) en Kemphaan (241). Van de Kemphaan waren nooit
eerder zo grote aantallen geteld. Tot en met 1999 werd hooguit een handjevol
vogels gezien. In 2000 en 2001 waren resp. 41 en 81 ex geteld. De soort lijkt hierop
Walcheren als overwinteraar toe te nemen.
Meeuwen
De drie meest voorkomende meeuwen waren Kokmeeuw (2382), Zilvermeeuw
(1173) en Stormmeeuw (923), aangetekend dat de meeuwen in Middelburg niet
zijn geteld.
Het aantal Kokmeeuwen op Walcheren in de wintermaanden worden op 2000
3000 ex geschat.
Het grootste deel van de overwinterende Zilvermeeuwen bevindt zich in het Zuid-
Sloe en buitendijks (Walhout Twisk, 1998). Binnendijks tijdens de MWT worden
enkele honderden tot een dikke duizend vogels geteld. 1999 kende een
uitschieter van 3922 ex.
De Stormmeeuw was met 923 vogels ook goed vertegenwoordigd (vergelijk 1999
[1786], 2000 [656] en 2001 [1424]).
De Grote Mantelmeeuw (n=l 1) blijft schaars tijdens een MWT. 1999,2000 en 2001
telde resp. 4,2 en 4 ex. In 1994 werden de meeste geteld (42 ex). Verrassend was
het aantal van 50 Kleine Mantelmeeuwen. Tijdens de MWT's worden doorgaans
weinig Kleine Mantelmeeuwen gezien, hoewel er enkele uitschieters tussen zitten.
jaar
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
N
6
15
0
68
0
39
2
4
50
tabel 1: aantal Kleine Mantelmeeuwen tijdens MWT 1994-2002
t Zwelmpje 17e jaargang nummer 3 augustus 2002
8
o
9
2 i 1 O
1
c d e to ~o
1 11
as M
I lil
I I i
10
11
f-v. CO CS
|n-oo.°!Jno5N®n?:3n^,<)0?i
<n co m
oo k n m h» fM K) Q P m 7
u?<N55oSoOOOOOr^t^^20^2,,'°°r_l0'0°'
^o^ooNoosE»^S!StooS^ooS^|B2|Neo^
to
N Ov S O 2
"O K CO
lO co ,Z
>0 hv TT
«O CO CO
r~~ Lr> o cn ro cm sr;
CO CN
00 CS
■f (9
CO H")
"^G-ocnS-oCjocncncncno o^
CN - o> S - CS -o
CO Oj LO
uo «o co z2
V) CN
r~. Q
OOOjJJcNOCOc^^oèo^OO^-oïio^tNlÖCN
3-o^o^oo|no-fs50Noo^®oo(M^ÏI'--2§ïo>o5
O CO -- N w-
CN O O CO 0>»
o- n
Ro2|85oo5|oo^|s55S2§|S«oo,oc0OO^||s|§^'
s O
0
8 O
•E S
p
E TJ
S o e ai
o B
5 2 o
o s -O
5 o
6
E
o 2
■O
■S P
M M I-
ra T3 JQ O
e a
*P a> JL o
O)
o
o f b
"H
S
O
St O
je o
J2 5
■O 0
Q.
0 -5 JX 0
5®oÜ02>3Ü-PI
ogs°.fiuü02
0 0 fi
O f
5 2
!j tt ui