S/ vervalste invasie van deze soort aan de gang. De weinige uurtjes tussen zonsopkomst en werk- of schooltijd op de Vlissingse telpost doorbrengen, leek ons geschikt om een graantje van dit gebeuren mee te pikken. Net bekomen van de voorjaarstrek, kunnen we steevast vanaf half juni alweer zuidelijk gerichte verplaatsingen van vogels opmerken. Typische voorbeelden zijn Kievit, Witgatje, Gierzwaluw en Spreeuw. Het betreft dan vooral mislukte of niet- broedvogels, of, in het geval van de Spreeuw, de eerste uitgevlogen juveniele vogels. Ook deze ochtend was deze trek goed waar te nemen. Er passeerden onder andere enkele honderden Kieviten, 25 Witgatjes, circa 250 Gierzwaluwen, enkele tientallen zwaluwen, duizenden Spreeuwen en 50 Kruisbekken. Geheel onverwacht kwam er rond 07.00 uur een Roze Spreeuw met de stroom vogels mee. De vogel kwam vanuit het binnenland op een hoogte van onge veer dertig meter aanvliegen, in gezelschap van vijf gewone Spreeuwen. Recht °\®r °!?s hfen; langzaam vorderend tegen de wind in, begon dit groepje in pal zuidelijke richting de Westerschelde over te steken. We konden deze zeldzaam heid zodoende zeker tweeënhalve minuut goed bekijken door onze kijkers en de telescoop. Het opvallendste kenmerk was de roze buik en onderborst. Vanaf de grond gezien was het een rechthoekig, scherp afgetekend veld, dat als het ware op de verder zwarte vogel geplakt was. De kleur stak, zelfs vanaf die hoogte, opvallend dieproze af tegen het verder donkere verenkleed. Kleiner detail dat opviel was dat de zwarte bovenborst in het midden iets spits toeliep op de roze onderborst en buik (zoals Gestreepte Strandloper). De snavel was eveneens rozig van kleuren viel af en toe weg tegen de lichte achtergrond. De vogel vorderde gestaag, tot hij, lang nageoogd door ons, langzaam vervaagde. De Roze Spreeuw is een bonte verschijning en daardoor onmiskenbaar. De opgesomde kenmerken van deze vogel spreken voor zich. Ongetwijfeld had de vogel ook een roze rug. Het was echter niet mogelijk, zelfs niet door de telescoop dit met eigen ogen te kunnen vaststellen. De vogel liet zich helaas alleen van de onderkant zien. De dieproze kleur pleit voor een adult mannetje. In Nederland is de Roze Spreeuw een zeldzame gast, met vóór het jaar 2002 zeker 65 waarnemingen (van den Berg en Bosman 2001). In dit rijtje is een duidelijke tweedeling aan te brengen: een golf van adulte en 1 «-zomer vogels in mei-augustus en een golf van juveniele vogels in september-oktober. De juveniele vogels in de herfst komen hier terecht, omdat ze, ten opzichte van hun zuidoostelijk gelegen overwinteringsgebieden, 180° de andere kant op vliegen (reversed migration'); een (vermoedelijk) genetisch vastgelegd fenomeen, dat bij veel dwaalgasten speelt. De verschijning van adulte vogels in voorjaar en zomer hangt samen met de nomadische levensstijl van deze soort. Gewoonlijk liggen hun broedgebieden vanaf de Balkan (kleine aantallen) en de Zwarte Zee oost- en noordwaarts tot in Zuidwest-Azie en Kazachstan, en overwintert de soort in India. Echter, voornamelijk levend van sprinkhanen en andere grote insecten, profiteert de soort onmiddellijk rïïJTer\m0t P,otsp,in9e overvloed aan deze insecten in het oostelijke Middellandse-Zeegebied, en verschuiven ze hun arealen even plotseling. Grote aantallen verschijnen dan in Zuidoost-Europa, soms met duizenden tegelijk. Zelfs grote kolonies van broedvogels vestigen zich. soms. De jaren erna, of zelfs al enkele maanden erna, is er vaak geen spoor meer van ze te bekennen. Een in 1925 in Hongarije geringde Roze Spreeuw werd later 3520 km zuidoostelijker (in oostelijk Oezbekistan) teruggevonden. Deze erupties komen eveneens voorin de oostelijke streken van hun broedgebieden, met verplaatsingen die soms tot in het zuiden van Siberië reiken. Dat er vroeger invasies plaatsvonden op nog grotere schaal (bijv. 15.000 paar in Hongarije in 1925) wordt toegeschreven aan de effectievere controle over sprinkhanenplagen vandaag (Cottridge en Vinicombe 1996). In Noordwest-Europa duiken de meeste Roze Spreeuwen logischerwijze op in jaren waarin zulke verschuivingen optreden. De beschreven waarneming langs de Nolledijk stond ook niet op zichzelf. Het jaar 2002 bracht een invasie van Roze Spreeuw, een invasie met uitzonderlijke proporties zelfs. Vanaf mei werden minimaal 10.000 vogels gezien in Hongarije; midden-juni waren de meeste hier al wel weer vertrokken. In Bulgarije ondernamen zo'n 1500 vogels echter een broedpoging. In Italië, West-Europa en Scandinavië doken de hoogste aantallen ooit op: honderden in Italië en Frankrijk, tot en met juni 140 in Engeland, 26 in Ierland en enkele tientallen in Scandinavië, met groepen van 17 vogels in Noorwegen en 35 in Frankrijk (DB 24: 310, 2002). Ook op IJsland verscheen de soort. In Nederland werden totaal zeker 25 vogels gemeld. Vooral in de eerste helft van juni konden ze her en der getwitchd worden. Waar al deze Roze Spreeuwen in de loop van de zomer zijn gebleven, is onbekend. Het is goed mogelijk dat vele vogels hun noordwestelijke route hebben aangehouden (zie IJsland). Dan is het wrang voor ze dat de Atlantische oceaan zo groot is. Op Walcheren werd drie keer eerder een Roze Spreeuw gezien (Walhout en Twisk 1998): een juveniel van 10-21 oktober 1993 in de Sint Laurense Weihoek (ontdekt door Jan Goedbloed), een adult op 1 juli 1994 langs de Nolledijk (Pim Wolf) en een eerste-winter op 12 november 1997 aan de Regentenlaan in Middelburg-Zuid (Jaco Walhout). ATALANTA'S LANGS DE NOLLE Afgelopen september 2002 vond er een massale trek plaats van vlinders en wel voornamelijk Atalanta's. Tijdens de trektellingen op de Nolle die jaarlijks door leden van de Vogel Werkgroep Walcheren gehouden worden, zijn ook de aantallen van trekkende vlinders genoteerd. t Zwelmpje 18' jaargang nummer 1 februari2003 8 t Zwelmpje 18e jaargang nummer 1 februari 2003 9 Johannes Luiten

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2003 | | pagina 6