WAARNEMINGEN OP WALCHEREN IN ZOMER (JUN-AUG) 2004 t Zwe/mpje 19jaargang nummer 3 augustus 2004 16 de zon, maar er zat nogal wat vocht in de lucht boven zee. Lang speuren (ruim een uur) met de verrekijker leverde 6 waarnemingen op. Ik was de hele tijd bezig te zee af te scannen en zal het dier daardoor wel een aantal keren gemist hebben. Drie keer zag ik de zwarte rug en flank van opzij, waarbij me vreemd genoeg de rugvin niet is opgevallen, waarschijnlijk omdat het dier al aan een rol bezig was, tegen een onrustige achtergrond van golven, zodat de exacte contouren moeilijk zichtbaar waren. Één keer heb ik hem even aan het oppervlak zien hangen, waarbij zowel de rug als de staart zichtbaar waren, de laatste plat op het water en zwart. Dit schuin van achteren gezien en vanaf het duin, waardoor mogelijk de rugvin wegviel tegen de rug. De lengte van het dier leek me minstens 3 meter te zijn, maar dat vond ik moeilijk te schatten. Driemaal stak het dier een gitzwarte stompe kop uit het water, de kop was zeker zo groot als en waarschijnlijk groter dan een Aalscholver. Dit rondkijken, dat vooral veel door Grienden wordt gedaan, wordt 'spy-hopping' genoemd. De eerste twee keren zag ik bij het weer onderduiken een witte vlek, het leek op de flank, maar dan waarschijnlijk laag op de flank of op de buik, omdat de keren dat ik de flank zijdelings in beeld had het wit niet zichtbaar was. De laatste keer dat ik het dier zag was het alweer wat verder weggezwommen en zag ik de kop nog een keer omhoog komen en ik zag net voor hij de laatste keer onderdook een wittige vlek boven water komen met een grijze middenstreep. Inmiddels had ik Peter Meininger gebeld die een dappere poging ondernam om het dier vanaf een punt ten zuiden van Westkapelle in beeld te krijgen, maar die afstand was wel erg groot. Ook belde ik (op Peter's aanraden) Jaap van de Hiele, van de AID en van de opvang van zeezoogdieren in Zeeland o.a. voor Pieterburen. Toen hij arriveerde had ik de walvis al een half uur niet meer gezien. Samen namen we zijn walvissengids door en we kwamen tot de conclusie dat het niet, zoals ik aanvankelijk dacht, een jonge Orca was, maar een Griend. Hij heeft later mijn waarneming voorgelegd aan Chris Smeenk van Naturalis en deze is er voor 99,9 zeker van dat het een Griend was, en wel waarschijnlijk, vanwege de grijze middenstreep in de witte borstvlek, een verdwaald jong vrouwtje. De laatste keer dat ik het dier zag, moet ik het dier dus recht van voren gezien hebben, maar begreep dat op dat moment door de afstand niet. Er zijn twee soorten Grienden, namelijk de Griend (Globicephala melas, in het engels Longfinned Pilot Whale) en de Indische Griend (G. macrorhynchus, in het engels Shortfinned Pilot Whale). Ze komen allebei wereldwijd voor, de Griend voornamelijk in gematigde en koude zeeën, de Indische griend meer in tropische en subtropische zeeën. De Griend heeft langere voorvinnen, maar verder zijn er nauwelijks verschillen. Grienden zie je eigenlijk nooit alleen, ze leven normaal in t Zwe/mpje 19' jaargang nummer 3 augustus 2004 17 groepen van minstens zes individuen, maar er zijn groepen gezien van 40 - 200 (en zelfs tot 3000) dieren. Mogelijk was de Griend van Dishoek afkomstig van de dichtstbij levende groep die zich ophoudt in het zuidelijk deel van het Kanaal nabij de monding van de Seine. Jan Goedbloed Een enerverende zomerperiode. Hoewel het najaarsseizoen steevast het beste vogelseizoen is op Walcheren, bleek ons eiland ook de afgelopen zomer erg lucratief. De klappers werden ditmaal gevormd door de volgende dwaalgasten: een Arendbuizerd bij Sint Laurens, een Griel bij Westkapelle, een Brilstern te Dishoek, een Alpen gierzwaluw te Westkapelle en een Grauwe Fitis in Sint Laurens. Zelfs een Dwergooruil ontbreekt niet in dit overzicht. Westkapelle scoorde voornamelijk in augustus goed, met reeds flinke aantallen zeevogels, mooie aantallen steltlopers en een reeks aan zeldzame stems. Last but not least werden we ook deze zomer verblijd met een bescheiden invasie van jawel, de Kruisbek. Waarnemers: Corstiaan en Pieter Beeke (CB, PB), Jan van den Bosch (JvdB), Gido Davidse (GD), Gerwin Geertse (GG), les Goedbloed (IG), Jan Goedbloed (JG), Jan Hengst (JH), Mark Hoekstein (MH), Karei Leeftink (KL), Sander Lilipaly (SL), Johannes en Thomas Luiten (JL, TL), Peter Meininger (PLM), Koos Minnaar (KM), Erik Sanders (ES), Joop Scheijbeler (JS), Niels de Schipper (NdS), Rob Sponselee (RS), Gerard Troost (GT), Fred Twisk (FT), Jethro Waanders (JeW), Jaco Walhout (JW), Pieter Westerbeke (PW), Jan Willemse (JWi), Pim Wolf (PAW), Wouter van Zandbrink (WvZ) en anderen, zoals André Cijvat (AC), Erik Ernes (EE), Niels van Houtum (NvH), Wietze Janse (WJ), Albert de Jong (AdJ), Robert Keizer (RK), Theodoor Muusse (TM), Frits Roest (FR), Peter Verhelst (PV), Aart Vink (AV) en Erik van Winden (EvW). Noordse Stormvogels werden te Westkapelle in kleine getale opgemerkt, voornamelijk in augustus; 01/07 4 (SL), 06/08 1 (PLM), 14/08 5 (div.), 19/08 1 (TL, PB), 20/08 5 (PB, TL), 21/08 3 (WJ e.a.), 25/08 3 (PB, TL), 26/08 1 (PAW, SL, TL e.a.), 28/08 2 (RK, EE), 30/08 5 (div.) en 31/08 5 (SL, PAW, GT, TL). Naast vier Noordse Pijlstormvogels op 24/06 (SL) en drie Grauwe Pijlstormvogels op 30/08 (3 SL, GT, PB, TL) passeerde langs deze telpost op Ql/07 ook een waarschijnlijke Vale Pfjlstormvogel (SL). Een vroeg Vaal Stormvogeltje verscheen 30/08 voor de Westkapelse kust (PB). Het totale aantal Jan-van-genten dat deze periode werd geteld bedroeg 1085 (jun 105, jul 451, aug 529) waarbij op 07/07 (336 SL, PAW), 10/08 (264 SL, TL) en 26/08 (101 SL, TL e.a.), aanzienlijke aantallen passeerden. Er zijn genoeg locaties aan te wijzen waar regelmatig Kleine Zilverreigers waren te vinden, zoals de Sloehaven, Ritthem, Oude Veerseweggebied, Caisson Veere, Vliegveldkreek, Zandvoortweggebied en de Oostkreek van Westkapelle. Vermeldenswaard zijn de i

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2004 | | pagina 10