INVENTARISATIE NAAR HET VOORKOMEN VAN DE SPOTVOGEL
(HIPPOLAIS ICTERINA) OP WALCHEREN
Inleiding
Dit voorjaar werden vanaf de derde week van mei tot ver in juli Spotvogels
geteld. Het ging daarbij met name om waarnemingen van zingende mannetjes
of zichtwaarnemingen van achter elkaar aanjagende vogels.
Vrijwel alle B-wegen, in aanmerking komende duingebieden en dorpen en steden
op Walcheren werden drie tot vijf maal bezocht. Daarnaast werden losse
waarnemingen van andere vogelaars geregistreerd.
Alle waarnemingen werden opgenomen in een Excell-bestand en ingetekend op
kaart. In totaal gaat het om 202 waarnemingen.
Een en ander wordt vergeleken met eerdere onderzoeken van Walhout (1992)
en Vergeer van Zuylen (1994). Voor meer specifieke informatie over deze
onderzoeken, verwijs ik naar hun publicaties (zie bronnen).
Aantallen en veranderingen
Al met al werden 139 verschillende spotvogelterritoria op Walcheren vastge
steld. Daarvan zijn er bij nader inzien zeven afgevallen. Het gaat daarbij om
vogels, wier eenmalig verschijnen op een locatie, die regelmatig gecontroleerd
werd (bijv. Bellamypark, Vlissingen; Noordbolwerk, Middelburg), aanleiding gaf tot
twijfel. In totaal blijven dan 132 territoria over.
Hoewel er grondig geïnventariseerd is, lijkt een foutenmarge van 10% alleszins
gerechtvaardigd. Zo bleek het soms noodzakelijk toch even een kwartiertje bij
een op het oog geschikte locatie te staan, voordat er gezongen werd. Dat
gebeurde niet altijd en daardoor en door andere omstandigheden zijn er
ongetwijfeld vogels gemist. Anderzijds zal hier en daar een vogel dubbelgeteld
zijn.
Uitgaande van de 10%-marge komen we tot een populatie van 119-145
territoriumhoudende mannetjes, afgerond tot 120-145 paar.
Walhout (1992) kwam op basis van een wat minder intensief onderzoek in 1992 en
een gebruikte 25% -marge tot een schatting van 111-148 paar (110-150 paar).
Kortom, ten opzichte van de broedvogelpopulatie in 1992 is er vrijwel niets
veranderd. Als, dan kan er hooguit gesproken worden van een zeer lichte,
nauwelijks merkbare achteruitgang.
Dit is niet geheel in overeenstemming met het landelijke beeld, waar van een
duidelijke afname gesproken wordt. Ook in het aangrenzende Vlaanderen is
lokaal sprake van een (hier en daar significante) achteruitgang.
Verspreiding en dichtheden
Moge de. aantallen territoria van de Spotvogel op Walcheren min of meer
gelijk gebleven zijn, het verspreidingspatroon is aanmerkelijk gewijzigd.
Zo is de soort oostelijk van het Kanaal door Walcheren wel erg schaars geworden.
Dit in tegenstelling tot de situatie in 1992, toen de Spotvogel ook in en om de
kernen van Amemuiden en Kleverskerke redelijk vertegenwoordigd was. In totaal
stelde Walhout 30 territoria in genoemd gebied vast; uitgaande van de nu
t Zwelmpje 19' jaargang nummer 3 augustus 2004
gehanteerde 5x5-atlasblokken - die overigens niet geheel overeenkomen met
"Oostelijk van het Kanaal" - en aanvullende gegevens zouden er nu niet meer
dan 12 "zitten". In en om Kleverskerke werd geen enkele Spotvogel meer
vastgesteld, in Amemuiden zegge en schrijve een territorium.
Naar de reden van deze sterke achteruitgang kan slechts gegist worden, rond
boerderijen en landwegen lijkt ook hier genoeg geschikt biotoop voorhanden,
hoewel de beplanting hier en daar wel erg dicht geworden is.
Een gunstige uitzondering is Oost-Souburg, waar onder meer in de randbeplanting
aan de oprit naar de A-58 richting Vlissingen enkele territoria werden vastgesteld;
hier ontbrak de soort vrijwel in 1992.
Ook in en rond Middelburg-Zuid en Dauwendaele is de Spotvogel vrijwel
verdwenen. Van de door Mostert (1989) in 1989 vastgestelde 26-28 paar voor heel
Middelburg zijn nu minder dan tien paar over.
Wat dichtheden betreft, spannen de blokken Serooskerke (48-13: 22 territoria),
Vlissingen (48-32: 21) en Biggekerke (48-22: 20) de kroon. Het gaat daarbij om
dichtheden van 0,8-0,88 territoria/100 ha, vrij lage dichtheden in vergelijking met
die die Vergeer&van Zuylen aangaven voor de "agrarische gemeenschappen"
(0,5-2 territoria/ tOOha).
De hoogste dichtheden werden vastgesteld langs en bij de Prelaatweg tussen
Westkapelle en Aagtekerke (48-11); daar werden op een oppervlakte van
pakweg 0,6 km 9-10 territoria vastgesteld (15-17 territoria/lOOha), wat overigens in
vergelijking met echt goede gebieden in Midden-Europa en vroeger hier en daar
in Zeeland (tot 30 paar/1 OOha) niet extreem is.
De dichtheid voor heel Walcheren komt uit op 0,32-0,38 territorium/lOOha.
Territoria per blok
Biotoopkeuze
De soort komt met name voor in agrarische gebieden en bij dorpen en is veel
minder talrijk in de duinstreek en in stedelijke gebieden.
Binnen het agrarisch gebied zijn met name erfbeplanting rond boerderijen,
windsingels bij mini-campings en begraafplaatsen en geboomte langs
wegbermen favoriet. Opvallend is de voorkeur voor toch wat open beplanting,
hoge bomen met open kronen, licht struikgewas en hier en daar zowaar
fruitbomen; dichte struiken en bosschages worden gemeden.
In stedelijke gebieden broedt de soort in grote tuinen, bij begraafplaatsen en op
bolwerken.
t Zwelmpje 19' jaargang nummer 3 augustus 2004
8
9
42-52
42-53
47-18
48-11
48-12
Oostkapelle
Vrouwenpolder
Westkapelle
Domburg
Grijpskerke
1
3
0
18
18
48-13
48-14
48-21
48-22
48-23
Serooskerke
Veere
Zoutelande
Biggekerke
Middelburg
22
0
7
20
19
48-31
48-32
48-33
48-34
48-24
Kaapduin
Vlissingen
Oost-Souburg
Sloe
Amemuiden
0
21
8
1
1