S/ t Zwelmpje 20e jaargang nummer 3 éi 4 augustus ét november 2005 8 in het (droge) open duin bevonden zich paren en werden eierschalen gevonden. Er werden echter weinig jongen gezien. De broedgevallen waren in de kanalen niet gelijkmatig verdeeld. Alleen in de kanalen met een dichte oeverbegroeiing (met name wilg) werden territoria en nesten vastgesteld. Moerassoorten Moerassige, verlandings- en rietvegetaties zijn in Oranjezon beperkt tot kleine plukjes langs een deel van de kanalen en in de Kaalkopplas. Slechts twee (weinig kritische) moerassoorten wisten in 2003 een plekje te vinden: Kleine Karekiet (3) en Waterhoen (2). Twee paar Kleine Karekieten bleken al tevreden te zijn met een pluk struweel waarin een enkele rietpluim te vinden was. Ook in de overige inventarisatiejaren waren moerassoorten schaars. In 2002 werd nog een Rietgors gekarteerd in de Kaalkopplas (overigens het enige territorium van deze soort in 4 jaar inventariseren). Wateral, Bruine Kiekendief, Roerdomp en Rietzanger ontbraken in 2003, maar werden wel in 2004 en/of 2005 vastgesteld. Hef open duin en pioniervegetaties Het gros van de vogelsoorten van dit biotoop lijdt in ons land een hard bestaan en enkele zijn tot een paar plekken in Nederland teruggedrongen (Blauwe Kiekendief, Velduil, Tapuit). Juist deze groep wordt gezien als één van de karakteristieke vogelgroepen voor duingebieden en is één van de belangrijkere doelen in het huidige natuurbeheer van de duinen. De in Oranjezon voorkomende soorten met de voorkeur voor dit habitat waren Bergeend (7), Scholekster (2) en Graspieper (8). Van de Bergeend wordt betwijfeld of er daadwerkelijk gebroed werd: er konden slechts rondhangende en rondvliegende koppels worden genoteerd. De Graspieper is zowel een bewoner van de zeereep tussen het helm als de droge duingraslanden en lijkt sinds 2002 in het duin toe te nemen. In dat jaar werden er nog slechts vier gekarteerd. Vanaf 2004 verdubbelde het aantal bijna t.o.v. 2003 tot 14 territoria! En die andere openduinbroeders? Wel, de Scholekster doet het in de twee jaar na 2003 met een enkel paar beter, terwijl de Bergeend een steekje laat vallen, hoewel in 2005 dan eindelijk bijna twee handen vol met pullen werden gezien. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar het huidige beheer biedt wellicht toekomstperspectief voor soorten van dit biotoop in Oranjezon. En als het Konijn en de landelijke populaties van de meer kritische soorten dan ook nog wat aantrekken... Het vastgestelde territorium Tapuit in 2005 is in ieder geval een zet in de goede richting. Soorten van struwelen Struweelsoorten zijn in Oranjezon zowel in soorten als aantallen rijk vertegenwoordigd. De Fitis betrof zelfs de meest algemene soort! De typische duinstruweelsoorten als Nachtegaal en Sprinkhaanzanger waren met resp. 20 en 14 territoria nadrukkelijk aanwezig. t Zwelmpje 20e jaargang nummer 3 ét 4 augustus éi november 2005 9 De aantallen van vrijwel al de struweelsoorten waren met het jaar daarvoor vergelijkbaar. De grootste verschillen lagen bij de Heggenmus (40% minder) en de Roodborsttapuit (400% meer). Deze laatste soort ontbrak in ons eerste inventarisatiejaar, terwijl er in 2003 vier territoria werden gekarteerd. Ook in de jaren na 2003 was de soort aanwezig (bv. in 2004: 3 paar). Opvallend is het schaarse voorkomen van de Kneu. Slechts zeven territoria werden vastgesteld en dat maakt daarmee duidelijk dat de soort lang niet meer zo algemeen is als in 1983, toen er nog 35 territoria werden vastegesteld. De afname is echter niet Oranjezon eigen. Landelijk staat de soort inmiddels op de Rode Lijst. De struweelsoorten Spotvogel en Grauwe Klauwier ontbraken. Van de eerste werden echter in 2005 wel territoria vastgesteld. De andere, Grauwe Klauwier, is landelijk sterk achteruit gegaan en ontbrak in 2003 in de gehele Nederlandse duinstrook. Echter, in 2005 was er weer een broedgeval in de Noord-Hollandse duinen. Het verloop van de Nederlandse populatie en het toekomstige beheer in Oranjezon zal uitwijzen of deze voormalige broedvogel Oranjezon weer weet te vinden. Boomleeuweriken, Boompiepers en Gekraagde Roodstaarten Bosranden en boomgroepen met een kale zandige bodem is een kenmerkend biotoop voor het duin dat bij verdergaande verruiging en verbossing verdwijnt. In Oranjezon is dit milieu met name te vinden in het middenduin ten zuiden van het naaldbos. De runderen die in het gebied lopen, lijken een positieve bijdrage te leveren aan het vóórkomen van de groep vogels die in dit biotoop broeden: Ze peuzelen aardig wat vogelkers weg en trappen de bodem open. Gekraagde Roodstaarten (6 terr) voelen zich al jaren thuis in Oranjezon: in zowel in 1983 als in 2002 werden in het (in 2003) geïnventariseerde gebied 7 territoria vastgesteld. Boomleeuwerik (3) en Boompieper (6) werden met zekerheid broedend vastgesteld en prefereren dezelfde lokaties in het duin. Het jaar daarop (2004) werd zelfs de tot dit biotoop behorende zeldzame Nachtzwaluw vastgesteld. Naaldhoutbewoners De geïnventariseerde pluk dennenbos herbergt, voor wat betreft de typische naalhoutbewonertjes, een gevarieerde broedvogelbevolking: vier soorten (Goudhaan, Vuurgoudhaan, Kruisbek, Zwarte Mees), waarvan het Vuurgoudhaantje met 3 territoria en de Kruisbek (3) twee nieuwe voor het gebied betroffen. Andere potentiële soorten die juist ontbraken waren Kuifmees en Sijs. In de periode van 2002 - 2005 blijkt 2003 het enige jaar te zijn dat de Kuifmees tijdens een kartering ontbrak. In het vroege najaar bleek de soort toch (weer) present. De Sijs is een Walcherse bijzonderheid, die in ieder geval in 1995

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2005 | | pagina 6