SYKES' SPOTVOGEL IN MIJN TUIN IN DISHOEK t Zwelmpje 21 "jaargang nummer 4 5 december 2006 8 Literatuur: Davidse G.A. 1991. Athene Noctua Walacria: Requiescat In Pacem? 't Zwelmpje 6(4) 6-10. Smulders B.J Joosse A. 1969. Avifauna van Walcheren. Wetenschappelijke me dedelingen KNNV no.82, Hoogwoud. Walhout J.M. Twisk F. 1998. Vogels van Walcheren, Stichting Avifauna van Wal cheren, Meulenberg, Middelburg. G/do Davidse Historische foto: Steenuil bij Breezond, 16 maart 1987 t Zwelmpje 21' jaargang nummer 46 5 december 2006 9 Zoals inmiddels al aardig wat mensen weten zit ik thuis met de ziekte van Lyme. Dat is geen lolletje, vanwege pijnen, pijntjes en vermoeidheid. Een pluspunt is wel dat ik deze zomer in en rond Dishoek alles goed in de gaten heb kunnen houden en heel veel in mijn tuin heb gezeten. Weliswaar leverde dat geen bijzondere vogels op, maar dat de Goudvink, de stiekemerd, hier wel degelijk broedt, is toch wel weer leuk. Op 7 juli zag ik een man en hoorde net uitgevlogen jongen roe pen in de bosjes daar direct bij. En ik heb veel bijzondere vlinders en libellen gezien. Een korte opsomming: in mijn tuin de vlinders Koninginnepage, Keizersmantel en Rouwmantel, en de libel len Gevlekte Witsnuitlibel, Venwitsnuitlibel en Bruine Winterjuffer. En buiten mijn tuin nog de Zuidelijke Keizerlibel, Zuidelijke Glazenmaker en Tengere Grasjuffer. Ik heb er bijzonder van genoten. Als bonus verraste september met prachtig nazomerweer, en zo lag ik op 13 september na de lunch in een ligstoel bij de vijver. Slapen overdag is niks voor mij en dus lag ik de vlinders en libellen te volgen, met de verrekijker bij de hand, om elk ook maar min of meer verdacht exemplaar onmiddellijk te bekoekeloeren. Door de bosrand net naast de tuin (en gedeeltelijk over de tuin hangend) schar relde een groep zangertjes, voornamelijk mezen, veel Staartmezen en enkele Kool- en Pimpelmezen, en daartussen zeker 10 Tjiftjaffen. Het leek de moeite waard om deze eens wat beter te bekijken met de kijker, want er zitten toch regelmatig Fitissen, Goudhaantjes en Vuurgoudhaantjes tussen. De groep be woog van zuid naar noord, en was al grotendeels voorbijgetrokken, toen ik in een Els een beige Phylloscopus-achtig vogeltje in beeld kreeg, dat tussen de blade ren scharrelde op zoek naar insectjes. De kleur was licht bruingrijzig, ik dacht meteen aan Kleine Spotvogel. Natuurlijk heb ik niet alle kenmerken van alle zeldzaamheden in mijn hoofd zitten (en zeker niet van die kleine probleemschoppertjes), ik heet tenslotte nietJe kent ze wel, vul zelf maar in. Onmiddellijk begon ik allerlei kenmerken te bekijken en onthouden: De hoofd kleur was lichtgrijsbruin, de poten waren grijsroze, de maat was als Tjiftjaf, maar de vogel leek iets forser gebouwd, met een verhoudingsgewijs iets kortere staart en iets forsere kop. Omdat ik er schuin van onderen naar keek vielen ook meteen de buitenste staartpennen op die een witte, of in ieder geval zeer lichte, buiten- vlag hadden. De staart was recht afgesneden. De kop had een donker oog met een onopvallende korte witte wenkbrauw- streep, die nauwelijks voorbij het oog kwam, en leek zo een wat opener, vriende lijker uitdrukking te hebben dan Tjiftjaf. De snavel leek vrij lang en was tweekleu rig, met een donkerder, grijze bovensnavel en een lichte, rozige ondersnavel. Helaas lette ik niet specifiek op de punt van de ondersnavel, en ook niet op de handpenprojectie. De vogel foerageerde rustig zonder staartbewegingen en zonder geluid te maken. De waarneming duurde nog geen halve minuut, en de vogel vloog met de rest van de groep mee. Ik hoorde de geluidjes van de Staartmezen snel wegster-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2006 | | pagina 6