6 Tureluur 't Zwe/mpje 22s jaargang nummer 1 medio 2007 eenmalige waarneming 2-4 waarnemingen Walcheren Goede schattingen voor 1980 ontbreken. In de eerste helft van de jaren tachtig werd de Walcherse populatie op 100-250 paar geschat. Sindsdien zou er sprake zijn van stabilisatie en mogelijk zelfs een licht herstel. Wintertellingen in de periode november-januari 1989/90 leverden ruim 300 vogels op. In 2002 werd een groot deel van Walcheren geïnventariseerd. Op basis van deze inventarisatie (87-117 vastgestelde territoria) werd de stand op 100-150 paar geschat. Er werd toen uitgegaan van een stabiele populatie, hoewel in monitoringgebieden sprake bleek van een structurele achteruitgang. Vermoedelijk lag het aantal broedpa- ren in de jaren tachtig rond het maximum (250) van de toenmalige schatting en is de populatie in de daaropvolgende twintig jaar gehalveerd. In 2005 zijn door de auteurs 31-33 territoria van de Patrijs gevonden tijdens een broedvogelonderzoek naar andere soorten op Walcheren. Op basis van deze onvolledige gegevens werd de voorlopige conclusie getrokken dat de soort de laatste jaren op Walcheren opnieuw sterk in aantal was afgenomen. Resultaten onderzoek 2006 In 2006 werd het onverwachte aantal van 92 territoria vastgesteld. In 68 gevallen ging het om eenmalige waarnemingen van koppels of roepende vogels. De onopvallende leefwijze van de vogel verklaart waarom, zeker bij de inventarisa tie van zo'n groot gebied, veel koppels slechts eenmaal zijn opgemerkt. Het me rendeel van de Patrijzen werd in de periode begin maart- begin mei gevonden toen de akkers nog kaal waren en de vogels meer opvielen. Rekening houdend met de mogelijkheid dat maximaal 25% van de territoria is gemist omvatte de populatie op Walcheren in 2006 92-115 paar. 't Zwelmpje 22? jaargang nummer 1 medio 2007 7 Noot: SOVQN hanteert bij de Patrijs de regel dat een eenmalige waarneming van een roepend mannetje voldoende is om van een zeker territorium te spreken, maar dat mini maal 2 waarnemingen van een koppel nodig zijn. Bij de inventarisatie van een deelgebied is deze standaard begrijpelijk, maar bij de door ons gehanteerde methode lijkt ze niet rele vant. De territoria liggen zeer verspreid over Walcheren en Patrijzen zijn erg plaatstrouw; het is aannemelijk dat een in maart waargenomen koppel Patrijs daar in juni ook zat en vice versa. Verspreiding Patrijzen broeden verspreid over heel Walcheren. De soort ontbreekt alleen in het gebied tussen Oostkapelle, Domburg en Aagtekerke en grofweg in de driehoek Vrouwenpolder - Serooskerke - Overduin/Zeeduin. Vooral het ontbreken in het laatstgenoemde gebied is opmerkelijk omdat het geschikt patrijzenbiotoop lijkt en er in het verleden ook hoge dichtheden voorkwamen (2-4 terr/km2). De soort komt zeer gelijkelijk verspreid voor in een brede strook die vanaf Westkapelle- Domburg naar Middelburg-Vlissingen loopt. De beste gebieden liggen langs de kust tussen Westkapelle en Domburg (11 paar 2 terr/km2) en in het Zandvoort- weggebied (9 paar, eveneens 2 terr/km2). Verrassend is het vrij talrijke voorkomen in de polder Welzinge (vorig jaar werden daar geen Patrijzen waargenomen!), namelijk 5 paar (1,2 terr/km2). Ten noorden van Middelburg in de akkerweide gebieden aan weerszijden van het Kanaal door Walcheren (Schellach, Klevers- kerkse hoek) is de soort schaars geworden. In de jaren tachtig werden hier nog dichtheden tussen 2-4 terr/km2 vastgesteld, thans nog 1-1,5 ter/km2. De soort lijkt wat biotoop betreft wat minder kieskeurig geworden. Werd de soort voorheen vooral gevonden in kruidenrijke ruige hoekjes en kleinschalig agrarisch gebied, anno 2006 is de Patrijs in allerlei biotoop aangetroffen, varië rend van boomgaarden, industrieterreinen, grasdijken en kleinschalig agrarisch gebied tot open grasland (ook uniforme percelen met Engels Raaigras), weg bermen en uitgestrekte akkers (aardappelen, uien, tarwe, maïs, gerst). Samenvatting Hoewel de Patrijs ten opzichtte van de jaren tachtig sterk is afgenomen (met 50 60%), is de achteruitgang de laatste jaren minder sterk dan eerder werd veron dersteld. Ten opzichtte van 2002 is de populatie met 10-25% geslonken. Wanneer de soort zich weet aan te passen aan het veranderende landschap zal de af name mogelijk tot staan gebracht kunnen worden. Aantallen en veranderingen Nederland In Nederland is al decennia lang sprake van een achteruitgang van de Tureluur, met name in Zuid- en Oost-Nederland. Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw wist de soort zich redelijk te handhaven in het laagland en de kerngebie den. Inmiddels zijn de aantallen ook hier afgenomen. Er is geen betrouwbare schatting van het aantal broedparen in de jaren zeventig (de toenmalige schat-

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2007 | | pagina 5