't Zwelmpje 22s jaargang nummer 2 augustus 2007 6 (nog op lastgeving van Napoleon aangeplant voor geweerkolven) en de hoog- stamfruitbomen staan in de 'boogerdwei'. Op oude foto's van de boerderij staan nog kapitale iepen afgebeeld in de 'padwei', maar deze zijn na de Tweede Wereldoorlog helaas door de iepziekte gesneuveld. In de jaren '80 zijn de meeste populieren en wilgen in de boomweiden geveld, omdat deze kaprijp waren. In 2005 krijgt de boerderij een landgoedstatus, waarbij het karakteristieke 'groen' van de boerderij nog meer wordt geaccentueerd. Er vindt aanplant plaats van meidoorn, (knot)wilg, eik, es, notenbomen en hoogstamfruitbomen. Naast een rijke algemene historie, kent de boerderij ook een rijke historie van vooral algemeen voorkomende (broed)vogelsoorten. Oude foto's getuigen nog van een broedkolonie Blauwe Reigers in de hoge bomen van de padwei. Het aantal broedende reigers neemt dan af vanaf de Tweede Wereldoorlog, om vervolgens na de aanleg van de A58 in de tweede helft van de jaren '60 geheel te verdwijnen. Tot in de jaren '80 kwamen veel Patrijzen voor rondom de boerde rij, met een voorjaarsstand van soms meer dan 10 koppels op 100 hectare. De laatste jaren heb ik - van deze inmiddels Rode Lijstsoort - niet meer dan nog twee koppels waargenomen. Deze koppels broeden in de ruigten van de nabij de boerderij gelegen Langerakdijk en de dijk van het Arne-zijkanaal. Door de Ruil verkaveling Walcheren is echter een asfaltweg aangelegd op het afgegraven gedeelte van de Langerakdijk (voorheen onverhard), en over de dijk van het Arne-zijkanaal loopt nu een publiekelijk wandelpad. Deze ontwikkelingen hebben een duidelijke keerzijde. Beide dijken vormen nu een soort uitlaatcentrum voor mensen met (loslopende) honden. Sedertdien heb ik geen jonge Patrijzen meer waargenomen en ik vermoed dat verstoring van loslopende honden tijdens het broedseizoen daar de reden van is. Ik hoop dat Staatbosbeheer, de nieuwe be heerder van deze dijken, snel maatregelen treft, anders kan de Patrijs binnenkort als uitgestorven soort worden beschouwd in deze polders. Op een van de noors grenenhouten balken van de geteerde schuur van de boerderij is in de jaren '80 een broedkast voor Kerkuilen geplaatst. Hoewel Kerkuilen regelmatig onze schuur bezoeken, heeft zich nog geen broedgeval voorgedaan. De Boerenzwaluwen op de boerderij lijken het dit jaar na een aantal slechte jaren weer iets beter te doen. Een nestje van vier en een nestje van vijf jongen zijn er tot op heden grootgebracht. Ransuilen zijn tot voor enige jaren geleden trouwe bezoekers van de boerderij geweest. Zij sliepen dan overdag in de taxusbomen en als je stil was kon je ze soms tot op tien meter afstand benaderen. Ook zijn er broedgevallen bekend van deze soort in oude kraaiennesten in de directe omgeving van de boerderij. De laatste Velduilen op Walcheren (voor zover mij bekend) heb ik in 1987 waargenomen op ongeveer 5 km afstand van de boerderij, in een oude kreekrestant, later opgespoten met zand voor het industriegebied Vlissingen- Oost. Mijn vader herinnert zich nog broedgevallen van Steenuilen op de boerde rij, vermoedelijk voor het laatst in de jaren '50 of '60. In de namiddag van 27 januari 2006 loop ik met onze labrador een rondje langs de oude knotwilgen. In een flits zie ik een kleine, gedrongen vogel met een ronde kop uit een van de knotwilgen wegschieten. De vogel valt voor mij op, omdat het een soort is die ik zelden heb waargenomen. Ik zie de vogel gedurende niet 't Zwelmpje 22s jaargang nummer 2 augustus 2007 7 langer dan twee seconden, waarna hij tussen de taxusbomen verdwijnt. Zijn 'op- en-neervlucht' doet mij aan een specht denken. Tijdens mijn werk op Zeeuws- Vlaanderen zag ik ooit een koppel Steenuilen, maar er blijft toch nog een laatste restje twijfel over: dit kan toch niet waar zijn? Als ik hem twee dagen later weer in een flits zie, verdwijnt ook het laatste restje twijfel. De ronde kop en de typische vlucht zijn onmiskenbaar voor die van een Steenuil. Als ik de waarneming aan mijn zus Jolanda meld, blijkt ook zij de vogel al enkele keren te hebben waarge nomen. Maar ook zij wist in eerste instantie niet om welke soort het ging. Als ik enige tijd later de waarnemingen op de DVN-mailgroep meld, gaat het als een lopend vuurtje rond. Niet lang daarna staan er twee medewerkers van de Stich ting Landschap Verzorging Zeeland op de stoep. Ze hebben twee Steenuilenkas- ten bij zich. Of ze die in de knotwilgen op de boerderij mogen plaatsen. Niet veel later worden we benaderd door iemand met een geluidsbandje met daarop de lokroep van een Steenuil. Als ik een paar dagen later in het duister de hond nog even op de dijk uitlaat, schalt met vol volume de lokroep van de Steenuil uit de speakers van zijn auto. Naar mijn mening wel een beetje erg luid. Zou dat 'la waai' niet eerder afschrikken? denk ik bij mezelf. Als we in november 2006 de knotwilgen knotten, controleer ik automatisch de uilenkasten. Afgezien van wat rommel - ik vermoed door Kauwtjes achtergelaten - zie ik niks bijzonders wat lijkt op de aanwezigheid van Steenuilen. Op een mooie zaterdagochtend in juni van dit jaar ben ik op zoek naar een koppel Rietganzen met jongen. Er zijn de laatste tijd nogal wat jongen gesneu veld, ik vermoed door aanwezige roofdieren. Ik ben benieuwd hoeveel er nog leven. Als ik het koppel met jongen in de boogerdwei aantref, kan ik met een gerust hart weer ademhalen. Er zijn gelukkig niet nog meer ganskuikens verdwe nen. Ik heb het koppel lokganzen met jongen dit seizoen hard nodig. Het ligt in de bedoeling om het komende seizoen een onderzoek te starten naar Taigariet- ganzen samen met Thomas Heinicke, een Duitse ganzenonderzoeker uit het voormalige Oost-Duitsland. Op de trek langs de Oder-rivier met de Poolse grens zullen we in oktober proberen een aantal Taigarietganzen te vangen met behulp van mijn tamme Rietganzen en het 'ganzenslag'. Als ik met een blij hart terug loop, valt mijn oog op een van de broedkasten voor Steenuilen. Op de aan- vliegplank neem ik tot mijn grote verbazing gedurende enkele seconden een volwassen Steenuil waar! Dan, als ik nog met mijn ogen knipper, laat hij zich met een duikvlucht van de plank vallen en schiet in minder dan een seconde tussen de hoogstamfruitbomen door, waarna hij uit het zicht verdwijnt. Opgewonden roep ik mijn zus Jolanda en mijn zoon Maarten. Gewapend met een digitaal foto toestel en een aluminium ladder belanden we bij de bewuste knotwilg. Als ik het deksel van de broedkast in mijn hand neem, merk ik dat mijn hartslag is versneld. De vreugde is groot als ik een jong Steenuilskuiken waarneem, roerloos in de hoek van de kast gezeten. Naast het kuiken ligt een nog niet uitgebroed ei. Het kuiken schat ik tenminste 14 dagen oud. Aan de andere zijde in de broedkast, naast de ingang, ligt een hoopje dode muizen. Zo te zien komt het kuiken niets te kort. Snel neem ik een paar foto's, waarna ik de kast weer afsluit. Binnen, onder het genot van een kop koffie, bekijken we de foto's nog eens goed en we spreken af, dat we niemand in de kast laten kijken. Verstoring is onnodig, de natuur moet zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2007 | | pagina 5