BR0EDV06EL0NDERZ0EK VAN KUIFEEND, TJFITJAF FITIS EN VINK OP WALCHEREN IN 2007 Kuifeend Avthva fuliaula t Zwelmpje 23'jaargang nummer 1 2008 2 Inleiding en keuze van de soorten In het voorjaar van 2007 zijn op initiatief van de auteurs bovengenoemde soorten op Walcheren geïnventariseerd. De focus lag op Tjiftjaf en Fitis, soorten waarvan al geruime tijd duidelijk is dat er op landelijk en lokaal niveau sprake is van grote veranderingen in de populatieontwikkeling. Omdat van de Vink relatief weinig bekend is over het voorkomen buiten de bos- en duingebieden is deze soort ook in het onderzoek meegenomen. Daarnaast werd gekozen om ook de Kuifeend mee te nemen. Methodiek Vanaf medio april tot medio juli hebben beide auteurs samen ruim 200 uur geïn vesteerd in het verzamelen van waarnemingen van zingende vogels (Tjiftjaf, Fitis, Vink) en koppels, losse mannetjes en vrouwtjes met jongen (Kuifeend). Het gehele werkgebied (zie onder) is op de fiets drie tot vijf maal bezocht. Minder toeganke lijke en overzichtelijke gebieden als parken, begraafplaatsen, bosaanplant etc. zijn te voet bezocht. Alle waarnemingen zijn ingetekend op kaart. Bij de interpretatie van de gegevens is uitgegaan van de systematiek zoals die is ontwikkeld door SOVON en vastgelegd in de handleiding Broedvogel Monito ring Project. De daarin genoemde datumgrenzen en fusieafstanden zijn gehan teerd (zie tabel 1). Inventarisatiegebied Het onderzoeksgebied bestond dit jaar uit Walcheren inclusief de duinstrook, bos gebieden, kreken en kreekbossen. Gebiedsdekkend zijn onderzocht: alle dorpen en steden, binnenwegen, groenstroken en kleine buitenplaatsen. Met uitzonde ring van Oranjezon en Westhove zijn de meeste bos- en duingebieden een tot drie maal bezocht. De grens van het onderzoeksgebied wordt gevormd door de oostrand van de Sloekreek. Op de kaart zijn niet of onvolledig (1-2 bezoeken) onderzochte gebieden aangegeven met een grijze kleur. Tabel 1 Datumgrenzen en fusieafstand Soort Datumgrenzen Fusieafstand Kuifeend 15 mei - 30 iuni 1000 meter Tjiftjaf 15 april - 20 juli 200 meter Fitis 20 april - 10 juli 100 meter Vink 20 april - 20 juli 200 meter Noot. fusieafstand geeft aan binnen welke afstand twee elkaar niet-uitsluitende waarne mingen tot één territorium worden gerekend. t Ztvelmpje 23'jaargang nummer 1 2008 3 Betrouwbaarheid De inventarisatiemethode wijkt af van de geijkte inventarisaties, waarbij een vaak relatief klein gebied frequent (5-10 keer) en intensief wordt bezocht en alle soor ten worden geïnventariseerd. Onderlinge gegevens laten zich dus lastig vergelij ken. Voor de meeste soorten geven de resultaten van ons onderzoek o.i. echter een redelijk betrouwbaar beeld van de verspreiding en het aantal broedparen. Gebieden zijn verspreid over het seizoen verschillende malen bezocht, waarbij alle binnenwegen doorkruist zijn en vaak ook boerderijopritten en of doodlopen de wegen zijn op- en ingereden. Tjiftjaf en Fitis waren door hun opvallende zang vaak al van verre te horen. De zangfrequentie van de Vink lijkt juist in gebieden waar de soort schaars is laag te zijn. In Middelburg bleek de trefkans niet hoger dan 20-40%! Hierdoor zullen waar schijnlijk hier en daar territoria zijn gemist. Aanvullende gegevens Voor de aantallen territoria c.q. broedparen van Oranjezon en Westhove werd gebruik gemaakt van (bewerkte) resultaten van onderzoeken in 2002 en 2003. Voor het Nollebos en de kreken bij Veere en Rammekens waren eerdere onder zoeken uit 2004 en 2005 (SBB) nuttig. Voorts werden via waarneming.nl enkele bruikbare waarnemingen verkregen. Aantallen en veranderingen Nederland De eerste broedgevallen van de Kuifeend voor Nederland dateren van 1904. Tot 1940 bleef de soort een zeldzame broedvogel: tussen 1950 en 1975 groeide de populatie echter explosief tot 6000 paren medio jaren zeventig. In de eerste helft van de jaren tachtig broedden 7500-11.000 paren in ons land en eind van de vorige eeuw 14.000-18.000. De meeste broedgevallen vinden plaats in agrarische gebieden met een wijdvertakt netwerk van sloten en watergangen. In deze ge bieden lijken de aantallen vanaf 1990 min of meer stabiel. Zeeland De soort vestigde zich begin jaren zestig in Zeeland. Midden jaren zeventig werd reeds in 50% van alle Zeeuwse blokken gebroed en werd de stand op 200 paar geraamd. In 1982 was het aantal broedparen al gegroeid tot 300-400 en begin jaren negentig ging het om niet minder dan 1250-1750 paren. Over recente lokale ontwikkelingen is weinig gepubliceerd. Walcheren Het eerste zekere broedgeval vond in 1970 plaats in Oranjezon. Tot medio jaren zeventig bleef de soort een schaarse broedvogel. Daarna nam de soort fors toe tot 19-23 paar in 1982 en naar schatting 75-85 paar medio jaren tachtig. Gebied- dekkende gegevens uit de periode 1990-2006 ontbreken.

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2008 | | pagina 3