te pakken" (citaat uit Yanushevich, A. I.,
Tyurin, P. K., Yakovleva, I. D., Kydyraliev, A
and Semenova P.T. 1959, vertaling Hod-
jatoleslam Ali Akbar Hashemi Rafsanjani).
Verspreiding en
aantalsontwikkeling
De zuidelijke vorm van de Perzische
Meeuw Larus persicus halulensis - in
sommige bronnen ook wel abusievelijk
Isfahanmeeuw genoemd - is een wijd ver
spreide, zij het weinig talrijke broedvogel
van kleine eilanden in de Perzische Golf
en Golf van Oman ten zuiden van Iran en
aangrenzende kustgebieden.
Mogelijk dat de soort ook broedvogel
is van de recentelijk weer onder water
gezette moerassen van Zuid-Irak en wel
licht ook van de mangrovebossen aan de
zuidkust van Koeweit. Daarnaast is de
soort als onregelmatige wintergast be
kend van de westkust van India, zuidelijk
tot Sri Lanka. Dat de soort ook overwin
tert in de Arabische Zee voor Oman en
Dhofar is aannemelijk. Recente waarne
mingen lijken daarop te duiden hoewel
de waargenomen aantallen bescheiden
zijn (Eriksen Sargeant, 2000).
De broedpopulatie wordt op grond van
inventarisaties van lokale wetenschap
pers op niet meer dan 4000 paar geschat
(pers. med. Mohammad Reza Mahdavi-
Kani).
De noordelijke ondersoort Larus persi
cus krasnowodskensis is broedvogel van
zoutpannen, meren en oevers van brede
rivieren in Noord-Iran (ten noorden van
Teheran) en Zuid-Toerkmenistan (tot 40
graden noorderbreedte). Waar zij over
wintert, is nauwelijks bekend; er bestaat
slechts een drietal waarnemingen van
de Kaspische Zee uit januari en februari.
Uit het Westpalearctische gebied zijn zo
wel van de noordelijke als de zuidelijke
ondersoort van de Perzische Meeuw geen
bevestigde waarnemingen bekend. Wel
bevindt zich in het natuurkundige mu
seum van Weimar (Duitsland) een (helaas
onzorgvuldig geprepareerd) specimen,
dat in 1867 in de onmiddellijke omgeving
van de stad "bemachtigd" zou zijn. Het
is vooralsnog onduidelijk of het hier de
noordelijke of de zuidelijke ondersoort
betreft (H. Brood, in litt).
Dankwoord
Het spreekt vanzelf dat wij hierbij alle per
sonen die op enigerlei wijze bijdroegen
aan het tot stand komen van de deter
minatie van harte willen bedanken. Met
name gaat het hierbij om:
F. Arts, P. J. Balkenende, C. Beeke, P. Beeke,
A. Boom-Aalders, J. van den Bosch, S. Bou-
terse, H. Brood, W. Busink, N. Buijs, P. Die-
leman, W. H. van Dobben, H. Dorrestijn,
G. Geertse, A. van Gilst, I. Goedbloed, J.
Goedbloed, A. van Haperen, J. Hengst, M.
Hoekstein, R. den Hollander, H. Huige, A.
Janse, A. Joosse, R. Joosse, H. Klaasse, N.
Klaasse, M. Klootwijk, T. Koppejan, P.G.
J. Kuijstermans, F. Kwekkeboom, W. F.
van Laar, H. van Langevelde, S. Lilipaly,
J. Luiten, Th. Luiten, P. (L.) Meininger, J.
Meulmeester, J. Minderhoud, K. Minnaar,
B. Moens, J. van Nispen, R. van Ouwerkerk,
A. Ovaa, E. Paree, L. Persijn, H. Reijnhoudt,
W. de Ridder, E. Sanders, J. Scheijbeler, P.
Schipper, N. de Schipper, hr. Schuman,
C. Smit, B. Smulders, R. Sponselee, J. P.
Thijsse, J. Tramper, G. Troost, P. van Tuil,
J. Tuin, F. Twisk, B. Vader, P. Vader, L. van
8 't Zwelmpje 23e jaargang, nummer 2, december 2008
Vliet, M.T. Vliet-Wesemann, P. de Vries,
J. Waanders, J. Wattel, P. Westerbeke, J.
Willemse, P (Pim) Wolf, F. Woord, W. van
Zandbrink, K.P en M. Zanden en G. van
Zuijlen.
Een buitengewoon woord van dank gaat
verder uit naar Mohammad Reza Pahlavi,
Abolhasan Bani-Sadr, Mohammad Ali
Rajai, Hodjatoleslam Ali Akbar Hashemi
Rafsanjani, Ayatollah Sayyed Mohammad
Hoseyn Beheshti, Ayatollah Sayyed Ab-
dolkarim Mousavi Ardabili, Hodjatoleslam
Ali Akbar Hashemi Rafsanjani, Ayatollah
Sayyed Abdolkarim Mousavi Ardabili,
Hodjatoleslam Mohammad Reza Mah-
davi-Kani, Mirza Ebrahim Hakimi, Ahmad
Qawan as-Sultaneh, Manuchehr Ekbal,
Mohammad Reza Mahdavi-Kani, Moham
mad Karim Khodapanahi, Mirza Ebrahim
Hakimi en Amir Aslan Afshar-Qasemlu
voor hun niet aflatende ijver ons in hun
geheimen in te wijden. Zonder hun hulp
was dit artikel niet geworden wat het
geworden is.
En tenslotte gaat onze speciale dank uit
naar Jaco Walhout voor zijn voortreffelijke
afbeelding en foto, alsmede naar Rob
Sponselee voor zijn inzet, deskundigheid
en optimisme betreffende de juistheid
van de determinatie.
Gido A (Adriaan) Davidse Karei J (Jan) Leeftink
Literatuur
Abdusalyamov, I. A. O. 1972. Fauna Tadzhikskoy SSR 19 (2).
Barth, Th.K. J. WA. 1974. Taxonomy of Larus persicus and Larus mongolicus in north-western
Iran in the winter of 1972. Ornis. Scand. 4: 54-72.
Beubrun. P. J. G. 1988. Le Goeland de Persie sur les cotes de Pakistan. L'Oiseau 54: 2-13.
Davidse, G. A.Leeftink, K. J. Sponselee, R. 2008. Persian Gull near Middelburg (NL): A
dream coming true! (in preparation).
Dubois. Q. 1985. Considerations sur le Goeland de Persie. Alauda 18: 23-38.
Dwight. J. J. 1982. The Persian Gull: Facts and fictions. Bull. Amer. Mus. Nat. Hist. 53: 34-49.
Eriksen, J. Sargeant, D. K. 2000. Oman bird list, edition 7, Oman Bird Records Committee,
Muscat, Oman.
Fabricius, O.Hald-Mortensen, P. 1969. Dansk. orn. Foren. Tidsskr. 63: 1137-178.
Nicolau-Goullamet, P. 2005. Mise au point et reflexions sur la repartition des Goelants de
Persie. Alauda 45: 53-97.
Stanley, P. I.,Brought, T, Fletcher, P. Horton, K.M.The originals of wintering Persian Gulls in
south-eastern Oman. Bird Study 34: 2-29.
Tomkovitjs P. R. P. J. J. P. 1999. Kekologii Larusi bhelokvostogo pesochnika na severo vosto.
Ornitologyia 52: 78-229.
Vladimirskaya, M. 1948. Ptisy Iranologa Zapovednika. Trudy Laplandskogo Gos, Zapovednika 7.
Vorobiev, K.A. 1963. Ptisy Yakutii omani, Moskow (unpublished).
Walpole-Bond, J. 1963. Studies of Middle-eastern Gulls, British Birds 16: 17-35.
Yanushevich, A. I., Tyurin, P. K., Yakovleva, I. D., Kydyraliev, A and Semenova P.T. 1959. Birds
of Kyrgyzia II.
23e jaargang, nummer 2, december 2008 't Zwelmpje 9