Een Kleine Geelpootruiter in Vroon van Westkapelle
Zonder na te denken begon ik te
filmen en tegelijkertijd te bellen.
Tja, vogelen op Walcheren in 2008 was erg lucratief: Kraanvogels, Koereigers, Hop,
hybride Ringsnavel-xStormmeeuw, Steltkluten, Terekruiter, Vale Gier, Poelruiter,
Gestreepte Strandloper, Kleine Vliegenvanger en leuke zeetrek met als hoogte
punt een Kuhls/ScopolPs Pijlstormvogel. Het zijn zo maar wat hoogtepunten
waar velen van hebben kunnen genieten.
Walcheren staat al enkele tientallen jaren
op de kaart als het gaat om zeldzaamhe
den. Verwezenlijkt door het fanatisme van
het steeds aangroeiende clubje Walcherse
vogelaars en de gunstige ligging van ons
voormalig eiland voor veel trekvogels.
Enkele leuke soorten in 2008 zijn te dan
ken aan de natuurontwikkelingsgebieden
zoals het Zandvoortweggebied en het
gebied rond ff Vroon bij Westkapelle.
Voorbeelden zijn een Terekruiter in het
Zandvoortweggebied en Poelruiter en
Gestreepte Strandloper in de gebieden ff
Vroon aan de Hoge Weg K. de Vosweg.
Het laatste gebied is nog volop in ontwik
keling maar dit neemt niet weg dat het
een sterke aantrekkingskracht heeft op
veel soorten, voornamelijk steltlopers.
Deze steltlopers worden aangetrokken
door ondiepe plassen met oeverzones.
Voor vogelaars is het dan een mooie ge
legenheid om in voor- en najaar alert te
zijn om tussen het gewone spul te gaan
zoeken naar wat leuks of nog beter, die
ene dwaalgast.Zo was ik op 17 oktober
2008 om ongeveer 11.40 uur aanwezig
langs de Hogeweg waar je zowel links
als rechts van deze weg goed het gebied
kan overzien. Ten WZW van de weg liepen
tientallen kieviten en een ruiterachtige
steltloper. Na enkele seconden viel het
kwartje, een Kleine Geelpootruiter!!
De belichting was perfect en de vogel
liep niet ver van de weg. Zonder na te
denken begon ik te filmen en tegelijker
tijd te bellen.
De determinatie was eenvoudig, een vrij
kleine en vooral slanke ruiter met een
opvallende lange handpenprojectie, vrij
lange gele poten, duidelijke lichte wenk-
brauwstreep tot het oog in contrast met
de donkere teugel, een donkere slanke
snavel, grijsbruine buff op de borst, en
op de dekveren en tertials lichte kartels,
wat aanwijzingen waren dat het om een
juveniele/le-najaar vogel ging. Boven
dien vloog de vogel korte stukjes, waar
bij de bovenstaartdekveren en stuit wit
waren.
Met al deze kenmerken kon ik een ju
veniele Tureluur uitsluiten. Juveniele
Tureluurs hebben geeloranje poten en
soms gaat men daar de fout mee in. Een
Tureluur is echter wezenlijk anders. Zijn
grotere broer, de Grote Geelpootruiter,
heeft een langere en stevigere, ietwat
opgewipte snavel en heeft bovendien
de bouw en grootte van Groenpootruiter.
8 'tZwelmpje 24e jaargang, nummer 1, juni 2008
De Kleine Geelpootruiter is in totaal door
een kleine twintig man gezien. Al snel
kwamen er diverse Walcherse vogelaars
op de ontdekking af, o.a. Pim Wolf, Gerard
Troost, Corstiaan Beeke en Gido Davidse
konden de determinatie bevestigen. Zelfs
het nieuw aanstormend Walchers talent
Izak Weststrate en Marc Goedbloed kon
den aanschuiven en keken hun ogen uit.
Voor deze jonge vogelaars was het een
geweldige belevenis en hun mondjes vie
len geen moment stil, hongerig naar zo
veel mogelijk informatie over hoe dit toch
allemaal kon en tot stand is gekomen. Erg
leuk allemaal! Later op de dag verplaatste
de vogel zich op de voormalige ijsbaan,
waar vanaf de zeedijk de vogel onder
goede lichtomstandigheden kon worden
waargenomen. Deze waarneming betrof
een nieuwe Walcherse soort, ja alweer!
Na de ontdekking van de Terekruiter, die
helaas al snel weg was, nu dus wel een
nieuwe die door andere Walcherenaren
ook op hun lijst bijgeschreven kon wor
den! Voor mij was de Kleine Geelpootrui
ter een nieuwe zelfontdeksoort. De Kleine
Geelpootruiter was de volgende dag weg
ondanks goed zoeken.
Dit geval betekende de zevende voor
Zeeland en ongeveer de 23e voor Neder
land. Dit zijn de goed gedocumenteerde
en aanvaarde gevallen die allemaal zijn
ingediend bij het CDNA.
Walcheren heeft er dus 1, Zuid-Beveland
1, Noord-Beveland 1, Schouwen-Duive-
land 3 en Tholen 1. Het 1e geval voor Ne
derland was op 16 april 1964 bij Yerseke
en is met terugwerkende kracht aanvaard
door het CDNA. De Kleine Geelpootrui-
ter wordt in Nederland tussen april en
november gezien, de meeste gevallen in
mei en vanaf de late zomer tot in oktober.
De soort broedt in Noord-Amerika en
overwintert in zuidelijk Noord-Amerika
tot in zuidelijk Zuid-Amerika en is een
regelmatige dwaalgast in Europa. Vooral
in Groot-Brittannië wordt de soort veel
gezien en wintergevallen zijn daar vrij
gewoon.
Rob Sponselee
Foto: Marcel Klootwijk
24e jaargang, nummer 1, juni 2008 'tZwelmpje 9