Broedvogelinventarisatie Bos Biggekerke 2005-2010 ondersnavel idem, punt van ondersnavel donker, culmen donker. Gedrag: zingend in gemengd eiken-beu- ken-berkenbos, veelal vrij hoog in de bo men (6-8 meter) en tijdens zingen weinig beweeglijk. Geluid: roep niet met zekerheid ge hoord. Klassieke zang, te omschrijven als tjiptjiptjiptjip wiet wiet tjitjitjitjitji, c. 10 x per minuut herhaald (en dit ruim een uur aan een stuk, met twee keer een korte on derbreking van 1-2 minuten). 's Middags thuis, met de boeken erbij, werd me duidelijk dat de wittige onder delen en de gelige borst karakteristieke kenmerken zijn van Iberische Tjiftjaf. In de voorjaren dat ik (vaak met Karel) het Walcherse landschap per fiets doorkruis in het kader van onze inventarisatiepro- jectjes is de Iberische Tjiftjaf regelmatig genoemd als potentiële bijvangstsoort. Het is leuk en het voelt ook verdiend dat het dit jaar gelukt is. Na deze soort en de Orpheusspotvogel in 2005 is de Bergfluiter een mooie nieuwe doelsoort voor 2011. De Iberische Tjiftjaf is een zeldzame soort in Nederland. Na de eerste waarneming in 1967 bleef de soort erg zeldzaam tot eind jaren negentig (10 waarnemingen t/m 2000). Sindsdien is de soort vaker, maar niet jaarlijks, opgemerkt: 2001 (1), 2002 (2), 2003 (0), 2004 (3), 2005 (1), 2006 (2), 2007 (3), 2008 (0), 2009 (2). 2010 lijkt het beste jaar ooit voor de soort te zijn. Er werden in april-juni minimaal zeven vo gels gemeld, waarbij de vogel van Dom burg de derde van 2010 was en daarmee de 27e voor Nederland. Alle gevallen op een na hebben betrekking op zingend vogels in de periode april-juli. Sommige vogels bleven weken tot zelfs maanden aanwezig. Het enige najaarsgeval betreft een vangst op 27/09/2009 bij Castricum. De soort heeft een beperkt verspreidings gebied in Spanje, Portugal en de Mid dellandse Zeekust van Noord-Afrika. De toename van het aantal waarnemingen in Nederland kan wijzen op een langzame verschuiving richting Noord-Europa, mo gelijk onder invloed van klimatologische omstandigheden. Jaco Walhout 14 't Zwelmpje 25e jaargang, nummer 3, december 2010 Tussen Biggekerke en Groot-Valkenisse is een bosgebied van zo'n 35 hectare ingericht. Een deel van het gebied is al eerder (1995?) beplant. Aan de rand van het gebied bevindt zich ouder bos, particulier terrein en landbouwgebied, voornamelijk akkerbouw. Het nieuwe bosgedeelte is in het seizoen 2005-2006 beplant. Het was mijn bedoeling om na een nulmeting in 2005 een langjarige reeks van broedvogelinventarisaties te maken om zo het verloop in de soorten samenstelling te kunnen volgen. Door mijn verhuizing (2010) komt de reeks al na zes inventarisaties tot een eind. Het zou echter mooi zijn wanneer deze eens in de vijf jaar werd herhaald en mijn gegevens daarvoor een goede basis vormen. Bij het inventariseren heb ik de richtlij nen broedvogelonderzoek (BPM) van SOVON als leidraad gebruikt. Jaarlijks ben ik 9-12 ochtenden een uur voor zonsopgang gestart. Per jaar (behalve het laatste) aangevuld met een avond/ nachtinventarisatie. De waarnemingen tekende ik in op een eigen gemaakte kaart, getekend met hulp van TOPkaart en inrichtingsschets van het bos van DLG. Een goede (wandel)kaart van het gebied zou niet verkeerd zijn... De gegevens per inventarisatie heb ik overgebracht op soortkaarten, zodat de gegevens (en mijn interpretatie) controleerbaar zijn en de resultaten ook per deelgebied zijn te herleiden (bijvoorbeeld: de particuliere terreinen afzonderen). Het geïnventariseerde gebied komt niet precies overeen met het bos van Bigge kerke, zoals Staatsbosbeheer dit in beheer heeft: het nieuwe gedeelte ten westen van de Klaaseweg heb ik buiten beschou wing gelaten. De particuliere terreinen tussen de Lageweg en de Valkenisseweg (tot aan de rotonde) heb ik meegeïnven- tariseerd. Dit had twee redenen: van veel soorten valt het territorium ook binnen het eigenlijke bosgebied en het moest voor mij ook leuk blijven: deze eerste jaren zijn de particuliere terreinen soor- tenrijker dan het startende bosgebied! Resultaten In figuur 3 op de volgende pagina is een totaaloverzicht opgenomen. Bespreking resultaten Het aantal soorten varieert per jaar van minimaal 26 tot maximaal 36. In zes jaar zijn van 41 soorten broedterritoria ge constateerd. Uit deze resultaten wordt duidelijk, dat er in zes jaar nog geen dui delijke ontwikkeling is waar te nemen van soortenarm naar soortenrijk. Wel is er een stijgende trend in het aantal territoria in het gebied van 108 in 2005 naar 244 in 2010. Ook is bij een aantal zangers een duidelijke toename (Spotvogels, Gras mus, Tuinfluiter, Fitis en Tjiftjaf) en bij Wilde Eend, Fazant, Houtduif en Merel. Opvallend zijn de hoeveelheid (in aan tal toenemende) Kleine Karekieten en Bosrietzangers. De Sprinkhaanzanger is de enige soort die door de inrichting is verdwenen. De rietplas waar deze zat is veranderd in een 'keurige' driehoekige vijver met folie op de bodem. 25e jaargang, nummer 3, december 2010 jjd 'tZwelmpje 15

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2010 | | pagina 9