Vrouwtje Citroenkwikstaart, Vroon WK, 13 mei 2010. Foto: Thomas Luiten
De vraag die zich opdringt is of ik wel
gezien heb wat ik zojuist beschreef als
zijnde overduidelijke kenmerken van een
vrouwtje Citroenkwikstaart. Het is be
wolkt, dus wat ik een grijze rug noemde,
was misschien wel gewoon mosgroen.
En liep die wenkbrauw wel echt helemaal
door...? En een Engelse Kwikstaart heeft
toch ook vleugelstrepen, weliswaar niet
wit, maar geelwit, maar wat scheelt het?
Was wat ik beschreef niet gewoon een re
productie van kennis uit m'n bovenkamer,
die ik naadloos op een vrouwtje Engelse
kwikstaart heb geprojecteerd? Hoe goed
heb ik nou eigenlijk gekeken? Ik heb als
een dolle foto's staan nemen, zonder de
moeite te nemen alle kenmerken nog
eens te checken.
Zoals bekend is het geheugen een on
betrouwbare raadgever en is hetgeen
je waarneemt of beter gezegd, denkt
waar te nemen subjectief, onvolledig
en misschien zelfs onjuist. Om de on
betrouwbaarheid van het geheugen te
illustreren het volgende voorbeeld: In
Amerika kunnen mensen op basis van
ooggetuigenverklaringen veroordeeld
worden voor een misdaad (de getuige
identificeert/herkent de verdachte in de
rechtszaal of in een rijtje verdachten). In
2009 werden in de VS 239 veroordeelden
vrijgesproken nadat uit DNA-onderzoek
onomstotelijk kwam vast te staan dat
ze niet de dader waren. 75% van deze
mensen was veroordeeld op grond van
getuigenverklaringen! Ook zijn er onder
zoeken bekend, waarbij mensen valse
herinneringen werden aangepraat ("weet
je nog toen."), waar mensen vervolgens
zelf in gingen geloven en zelfs allerlei
details toevoegden. Voordat u denkt dat
dit uitzonderingen zijn: afhankelijk van de
onderzoeken ging het om 19-37% van de
deelnemers, die dus door onderzoekers
volstrekt valse herinneringen konden
worden ingeprent.
Om de complexiteit van waarnemen te
illustreren, denk ik terug aan een mooie
meidag in 1992 toen ik met Pim op tel-
post Breskens stond (toen kon je nog op
6 't Zwelmpje 26e jaargang, nummer 1, oktober 2011
een mooie dag met z'n tweeën op de
telpost staan!). Het gesprek ging op een
bepaald moment over eerdere claims
van overvliegende Breedbekstrandlo-
pers op dezelfde telpost. We waren het
er unaniem (da's makkelijk met z'n twee
tjes) over eens dat het bijna onmogelijk
is deze soort in vlucht te determineren.
"Even later een groep Bontbekplevieren
echt over de telpost en u raad het al.
"Breedbekstrandloper!" roept Pim. Ik zie
de vogel op hetzelfde moment en zie
een strandloper met witte onderdelen en
middellange snavel (althans het laatste
denk ik me te herinneren), wat inderdaad
een Breedbekstrandloper zou kunnen
zijn, maar misschien toch ook wel een
kleine Bonte Strandloper in winterkleed
(toegegeven, niet waarschijnlijk) of een
Kleine Strandloper.
Uiteraard volgt daarop een felle discussie
met Pim, die overtuigd is van het feit dat
het een Breedbek is, en baalt van mijn
twijfel, die de waarneming automatisch
devalueert. Hij noemt vervolgens door
hem waargenomen kenmerken van de
ondervleugel die karakteristiek zijn voor
Breedbekstrandloper (als ik het me goed
herinner de uitgebreide wittekening) en
kan vervolgens ook met de veldgids in de
hand (Peterson) laten zien dat dit inder
daad een hard kenmerk is. Pims redene
ring "ik zie het, het is een hard kenmerk,
dus waarneming is zeker" is plausibel,
maar mijn logica "je weet wat je moet
zien, je kunt dit volgens mij niet zien,
gezien de aard van de waarneming, maar
denkt dat je het ziet omdat het past bij het
plaatje" is dat ook. Wie gelijk had, zullen
we nooit weten. De vogel staat in ieder
geval in de Breskensstatistieken.
Waar ging dit artikel ook al weer over?
Oh ja, de Citroenkwikstaart. Ondanks alle
paniek en twijfels had ik nog wel tegen
woordigheid van geest Rob Sponselee te
bellen met de mededeling dat we zojuist
vrijwel zeker een vrouwtje Citroenkwik
staart hadden gezien, maar dat de vo
gel nu even uit beeld was. Zoals u allen
weet, kwam het daarna allemaal goed.
Na luttele minuten (in mijn valse herin
neringen toch gauw een uurtje) vonden
Jos en ik de vogel een meter of vijftig
verder terug. Het was toch echt een Ci
troentje en ditmaal lukte het wel om de
eerste bewijsplaatjes te schieten. Twee
niet-Zeeuwse vogelaars die een meter
of honderd verderop stonden, werden
met armgezwaai gelokt en konden zo
aanschuiven.
Het werd nog even spannend voor de
toestromende vogelaars omdat de vogel
vlak nadat de eerste Walchenaren gear
riveerd waren opvloog en in de dichte
begroeiing op een iets verder gelegen
eilandje landde, waar ze zich vervolgens
toch zeker drie kwartier verborgen hield.
Gelukkig zag Tobi de vogel opeens uit
de begroeiing vliegen, waarna ze roe
pend voor onze neuzen op een slikrandje
landde, waar de vogel de rest van de dag
bleef foerageren, soms op minder dan
tien meter van de genietende meute.
Uiteindelijk is de vogel door zo'n vijftig
man gezien. Voor veel Zeeuwen was het
hun eerste ontmoeting van deze soort.
Voor mij zelf was het m'n tweede, na het
schitterende mannetje op 29 april 1991 bij
Breskens. Het betekende ook m'n tweede
goede ontdekking in een week. Daarmee
was voor mij de koek wel op voor 2010!
Jaco Walhout
26e jaargang, nummer 1, oktober 2011 'tZwelmpje 7