4 mei 2011, een Cirlgors op Westkapelle! Elk voorjaar proberen Pieter Beeke en ik een week vrijaf te nemen om samen 'hard' te vogelen of - met oostenwind - op de telpost bij Breskens te staan. Ook dit keer werd dat de eerste week van mei. Perikelen op het werk van Pieter zorgde ervoor dat de week wat ingekort werd, maar op woensdagochtend 4 mei was het eindelijk zover. De wind was noordoost, prima voor een telpost, maar het waaide al een week uit die hoek en de voorspelling voor de rest van de week (zuidoost 3 tot 4 Bft) was nog beter. Bovendien was de afgelopen nacht koud maar vrijwel windstil verlopen - goede omstandigheden voor nachttrekkers dus. We besloten om in elk geval de ochtend door te brengen met het zoeken naar een goede dwaalgast op Westkapelle. Tijdens de korte rit van Middelburg naar Westkapelle speculeerden we volop over wat allemaal niet mogelijk is in deze tijd van het jaar. Het is begin mei, alles kan! We namen ons voor om élke vogel die we zagen op naam te brengen en niets ongedetermineerd te laten. Met zons opgang stonden we op de zeedijk van Westkapelle. Mooie groepen sterns naar noord, waaronder relatief veel Noordse Sterns (ca. 40) en diverse groepjes Zwarte Sterns. Na een uurtje zakte de trek snel in en onderwierpen we de recent aan gelegde plassen aan de binnenkant van de zeedijk (het Noordervroon) aan een grondige inspectie. Tot nu toe hebben de plassen elk voorjaar wel een of meer goede zeldzaamheden aangetrokken; die van dit voorjaar moest nog gevonden worden. Verder dan twee Krombekstrand- lopers en twee Kleine Strandlopers kwa men we niet. Langs de K. de Vosweg en tegen de zee dijk aan heeft lange tijd 'camping Moens' gestaan. Vorig jaar is de camping gesloopt en sindsdien ligt het terrein braak. Er ligt een hoop rommel, hier en daar staan wat heggen en struiken. Zo dicht tegen de zeedijk aan is het een geschikte plek voor pleisterende Tapuiten, Beflijsters, Gekraagde Roodstaarten of voor het vin den van een Draaihals. Al struinend over het terrein kwamen we aan de noordrand van de voormalige camping een groepje Huismussen tegen en viel mijn blik op een zangvogel die in een klein struikje zat. Door de bouw, tekening op de kop en rug en de stevige snavel wist ik meteen in welke familie ik het moest zoeken. "Hé, een gors!"riep ik naar Pieter. Ik legde hem de plek uit en ook hij had de vogel al snel in beeld. De vogel vloog op en landde in een struikje verderop. Ik maakte snel enkele foto's, waarna de gors over ons heen vloog en weer landde in de buurt van wat aardehopen; de plek waar we de vogel vonden. De gors foerageerde op de grond tussen wat vegetatie en liet zich nu door de telescoop wat beter bekijken. Altijd spannend, een gors in mei! De gors vertoonde weinig opvallende kenmerken; het was in elk geval een vrouwtje of een onvolwassen vogel. Het eerste was ons opviel was de gelige onderzijde, de nadrukkelijk gestreepte borst, rug en flanken en het koppatroon, en dan met name de oorstreek: donkere tekening, gescheiden door een licht veld. 6 'tZwelmpje 26e jaargang, nummer 2, februari 2012 Een vrouwtje Geelgors ligt het meest voor de hand, maar de koptekening had wel wat weg van een vrouwtje Cirlgors. Ogenschijnlijk zonder aanleiding vloog de vogel op en verdween laag in ooste lijke richting over het dijkje en uit beeld. Bij het opvliegen hoorden we beiden een zacht, tikkend, pruttelend roepje wat me meteen deed herinneren aan de trekroep van Geelgors in het najaar. De enige roep die ik kende van Cirlgors was een enkel zacht, scherp, tikkend roepje; het gehoorde geluid was mij onbekend. We hadden de vogel redelijk goed gezien en gelukkig had ik foto's waarop een aan tal kenmerken te zien moesten zijn. Zowel Pieter als ik hadden de verschillen tussen onvolwassen of vrouwtjes Geelgors en Cirlgors niet paraat, en we besloten terug te gaan naar de auto en daar de ANWB- gids te raadplegen. Wilgengors konden we uitsluiten vanwege de fijne streping op borst, de duidelijk tweekleurige, grijze snavel en het ontbreken van een mid- denkruinstreep. Voor Rosse Gors waren de mantel, borst en flanken te scherp getekend. Ook het koppatroon paste niet op die soort. Omdat we de stuit nog niet goed had den gezien en ook de foto's nogal wat te wensen overlieten, keerden we terug naar de plek. Na tien minuten zoeken vonden we de vogel terug in de haag van de boerderij die ongeveer 200 meter ten oosten van de voormalige camping ligt. De gors was vliegerig, tamelijk schuw en foerageerde vaak onzichtbaar tussen gras en vegetatie op de grond. Al snel vloog'ie op en verdween weer richting de voormalige camping. Opnieuw hoorden we het zachte, tikkende 'rateltje', maar Foto: Thomas Luiten nu ook een enkel zacht, scherp tsit. Dit had veel weg van Cirlgors! We waren de vogel echter opnieuw kwijt en hadden nauwelijks meer details kunnen waarne men. Na wat zoekwerk vonden we hem gelukkig terug nabij wat takkenbossen op de oude camping. Schuw als'ie was, vloog de gors bij onze nadering meteen op en stak opnieuw het grasveldje over naar de boerderij. Dit schoot niet op! Ondertussen belde ik Pim Wolf. Hij was aan het werk op de Slikken van Flakkee en niet direct in de gelegenheid te komen. Hij benadrukte nog eens het belang van het zien van de stuitkleur en probeerde een geluidsop name van de roep van Cirlgors naar ons door te sturen, wat door technisch falen helaas niet lukte. Inmiddels anderhalf uur na de ontdekking kregen we de vogel opnieuw in beeld, bo ven in een haag bij de boerderij. Terwijl ik direct een aantal foto's maakte, had Pieter kort zicht op de stuit. Deze leek grijs, in elk geval niet opvallend roodbruin zoals Geelgors in alle kleden zou moeten tonen. Ook nu gunde de vogel ons niet alle tijd van de wereld; na nog geen twintig se conden dook hij achter de haag en was het daaropvolgende halfuur onvindbaar. 26e jaargang, nummer 2, februari 2012 'tZwelmpje 7

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2011 | | pagina 5