Broedbiologie van de Kluut i ,i p JU r r 1 I in het Noordervroon i j Methode 1 - _i Resultaten De Kluut is een van de karakteristieke kustbroedvogels van het Deltagebied. De soort prefereert een open waterrijk land schap met een groot oppervlak aan ondiep water. Dit heeft te maken met de karakteristieke wijze van foerageren van de Kluut. De soort maait met zijn opgewipte snavel door het ondiepe slik en zeeft zo de bodemdieren eruit. De Kluut is een pioniersoort, dat wil zeggen, nieuwe broedgebieden worden snel gekoloniseerd. Gewoonlijk in het eerste broedseizoen na aanleg verschijnen de eerste broedvogels al. De soort broedt in los kolonieverband, waarbij het aantal paren kan variëren van enkele tot honderden. Het nest van de Kluut ligt op de kale bodem en bestaat meestal uit niet meer dan enkele bij elkaar geharkte takjes en schelpen. De Kluut legt gewoonlijk vier eieren die 23-25 dagen worden bebroed. Vervanglegsels bevatten in de meeste gevallen minder eie ren. Het nest wordt fel verdedigd tegen predators, die heftig alarmerend worden achtervolgd. Om zich te wapenen tegen predators broeden ze in kolonieverband en op plekken waar landroofdieren moeilijk bij kunnen, zoals eilandjes. Vanaf het moment dat jongen uit het ei zijn gekropen, verlaat het paar de kolonie en bezet in het gebied een voedselterritorium. Een voedselterritorium bestaat uit een stuk oever waar de jongen voedsel zoeken, rusten en zich schuil houden bij gevaar. In de eerste weken zijn de jongen afhankelijk van insecten die tussen de vegetatie of van het water worden opgepikt. Na drie tot vier weken is de snavel zo ver ontwikkeld dat de jongen overgaan op het foerageren in het ondiepe water, net zoals de ouders. Het voedselterritorium wordt gedurende al die weken fel verdedigd tegen andere vogels, inclusief andere Kluten. Na 35-42 dagen zijn de jongen vliegvlug. Als de jongen uitgegroeid zijn en onafhankelijk zijn van de ouders vormen ze groepen (juvenielen). De soort broedt in open gebieden. Dat maakt het relatief gemakkelijk om vanaf de rand van het gebied met een verrekijker of telescoop het verloop van het broedseizoen te volgen. Vanaf 2007, het jaar waarin de eerste graafwerkzaamheden plaats vonden in het Noordervroon, zijn op systematische wijze waarnemingen verzameld van de Kluut. Weke lijks werden het totaal aantal aanwezige volwassen vogels en, later in het broedseizoen, de juveniele exemplaren geteld. Het aantal broedende vogels werd zo nauwkeurig mogelijk geteld. Van de ouders met pullen werd het aantal paren met pullen en het aantal pullen per paar genoteerd. De leeftijd van de pullen werd geschat, wat met enige ervaring goed te doen is. Kluut volwassen 1 2008 ■2009 1 2010 LJ 2011 2012 23456789 maand Figuur 1. Maximumaantal volwassen Kluten per maand (2 februari) in 2008 t/m 2012. Broedseizoen In maart verschijnen de eerste Kluten in het Noordervroon (figuur 1). De vroegste waarneming is die van één exemplaar op 28 februa ri 2010. In 2008, het eerste jaar dat er in het Noor dervroon werd gebroed, werden de eerste Kluten (5 exemplaren) pas op 5 mei waargenomen. Blijk baar moest het gebied eerst nog ontdekt worden. In 2009 verschenen de eerste Kluten (6 exemplaren) al op 20 maart. Het aantal volwassen Kluten neemt toe in april en bereikt gewoonlijk in mei het maxi mum, in 2010 was dat in juni. Het is bekend dat Kluten waarvan het broeden elders is mislukt het in een nieuw gebied nogmaals proberen. Dit zal het geval geweest zijn met de influx in juni 2010. In juni is het aantal vergelijkbaar met dat van mei 40 E 20 Kluut broedend 2008 2009 2010 2011 2012 maand Figuur 2. Maximumaantal broedende Kluten per maand in 2008 t/m 2012. 6 't Zwelmpje 27e jaargang, nummer 2, december 2012

Tijdschriftenbank Zeeland

't Zwelmpje | 2012 | | pagina 6