De tiran van Reimerswaal "S. -}.y Machtsstrijd en machtsmisbruik omstreeks 1515 i A .\h w%3jaïïl'L1'1 n *5* PI Sommige herinneringen aan de Zeeuwse 'verdronken geschiedenis' bevinden zich buiten de provinciegrenzen. Zoals de grafsteen van de beruchte Adriaan van Reimerswaal in de Sint-Gertrudiskerk in Bergen op Zoom. l-iri! iilic n l Deel van Zuid-Beveland met (topografisch niet correcte) weergave van Goes en Reimerswaal (Rommerswale); Lodijke ligt ten zuidwesten van Reimerswaal. Uitsnede Scheldekaart, 1504/05. Adriaan van Reimerswaal (1480-1534) verwerft zijn postume beruchtheid door zijn houding gedurende de rampzalige Sint-Felixvloed van 5 november 1530. Hij meent dat de doorbraak bij Lodijke een haventje voor hem zal uitschuren, en wil deze niet dichten. Maar helaas: het Gat van Lodijke wordt een van de belangrijke 'scheppers' van het Verdronken Land van Zuid-Beveland, waardoor de kaart van dit eiland en van Zeeland drastisch verandert. De stad Reimerswaal wordt in 1631, na een doodsstrijd van een eeuw, door zijn laatste inwoners verlaten. Messen en een slagzwaard Maar Adriaan heeft meer op zijn kerfstok. Behalve heer van Lodijke is hij dijkgraaf van de Brede Watering Beoosten Yerseke en baljuw in Reimerswaal; in de jaren rond 1515 terroriseert hij een groot deel van de stedelijke magistraat. Omkoping, bij voorkeur tijdens de mis, bedreiging, mishandeling en aanranding zijn de middelen waarvan Adriaan zich bedient. Zijn bastaardbroer Cornelis uit Gent en zijn neef Govert uit Holland knappen veel van het vuile werk op. En de schout, Adriaans stroman Cornelis van der Meere, perst marktkooplui af. Adriaan zelf, een van de machtigste ambachtsheren in de omgeving, maar ook een man met grote schulden aan ingelanden van de Brede Watering, paradeert vaak door de stad met broodmessen aan zijn gordel en begeleid door gewapende knechten. Achter hem wordt een groot slagzwaard meegedragen, om belagers uit de kringen van ingelanden en de magistraat te ontmoedigen. Doelwitten van Adriaans gramschap zijn onder anderen schepen mr. Jan Hendriksz, schepen en oud-baljuw Martin Baeck en Pieter Govertsz, vertegenwoordiger der ingelanden. De laatste wordt door Cornelis in de volle gelagkamer van Den Olifant bedreigd met de woorden dat hij Pieter met een 'cleerbesem', een groot slagzwaard, zal 'cappen gelijck vlees ter banck in duysent sticken'. Ter verhoging van de pressie verrichten Cornelis en schout Van der Meere een huiszoeking en begaan een aanranding, door de vrouw des huizes 'zeere oneerbaerlicken ende ontamelijcken te tastene ende mitten handen te grijpene an hueren live ende lichame, ter plaetsen ende steden daer men niet en betaemt eenige vrouwen in huwelicken state zijnde oft anders te tastene oft te gripene oft ten ware tenminsten wel hueren wille, danck ende consente.' Handgemeen in het stadsbestuur Het conflict met geërfden en enige stadsbestuurders wordt op de spits gedreven, wanneer Adriaan als baljuw op nieuwjaarsdag 1516 het stadbestuur van Reimerswaal bijeenroept om een van de pijlers van de stedelijke economie te fnuiken. Hij wil een verbod leggen op het maken van vuren voor de zoutnering, op straffe van een boete van 20 pond en het verlies van het poorterschap. Twee schepenen maken bezwaar, omdat dit verbod de economische belangen van de burgers schaadt en bovendien buiten Adriaans bevoegdheid valt. Een aantal schepenen steunt het verbod wel, omdat zij als zouthandelaren met grote voorraden op aantrekkelijke prijsstijgingen hopen. Zeeuws Erfgoed 1 Q december 2015 04

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2015 | | pagina 10