OP DE O. I. SCHEPEN. 20I met die Afbeeldingwelke du hamel du monceau daarvan geelt (p). Het Voorluiken het Grootluik, zyn de openingen, door welken dit Werk tuig met zyn ondedte einde in het Tus- fcbendeki word ingelaaten. Als zulks gefchied door het Voorluikdat ik ge- zegt heb op deeze Scheepen in het Kaa- belgat te zyn't welk door een Houten Schot, van 't Tutfchendeüs wordt atge- fcheiden, moeten 'er in dit Schot, twee Luiken gemaakt worden, aan ieder zy- de één; even aJs zulks gefchied is, op het Schip 't huis te by weg. ïn fom- mige van deeze Oostindifche Scheepen eg (.er, daar dit Schot uit Latwerk be- ftaatkan men deeze Luiken ontbeeren. Men kan door dit Voorluiken Groot luik, of door beidenéén of twee dee- zer Windmouwen inlaatenIn beide ge vallen moeten dezelve tot op het Bene- dendek, van het Tusjchendeksneder- hangen. In fterke Reegenbuijenen Stormagtig Weedermoeten deeze Luiken met Prefenmngen worden over dekt, waarin een opening zyn moet, daar de IVindmouw doorgaat, en deeze N 5 Pre- (p) Baak der Gezondheid voor Zeevaarenden s p. 188 eerfte Plaat,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 271