in éénen had gedood; maar voof het openen merkte ik met ver- wonderinge aandat die dikte tweeledig was, zoo dat de ee- ne zich van daar de taart aan het lichaam tuitverhief, waarna het dier weder dun was, en daar na eene nieuwe dikte vertoonde, zich uittrekkende tot omtrent den nek. De reden daar van open baarde zich by het opfnyden van den buik, wanneer ik vond, dat de onderte dikte v/as veroorzaakt door een' ingetokten veldmuisen de bovente door eene ingetokte goudvink. Ik had den kop wel wat beter ontzienhadde ik die gevondene byzonderheid konnen voorzienmaar men kan dit foort niet altyd aantasten, zoo als men wil". Aanzienlyk en kostbaar is het gefchenk, door den Heere j. c. brandt toegezonden. Het be- taat uit eene verzamelinge van zul- [XXX j

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1778 | | pagina 32