I o T. SPELEVELD, OVER 11 E OPSLIK KING
II.
Ik zal mij oro dezen grondregel op het
Zuidelijk gedeelte van het Eiland Walcheren
toetepasfen, niet inlaten in het onderzoek van
den eersten oorfprong van den Hond. Het zij
dat Walcheren door een keten van Duinen
san de kust van Vlaanderen is verbonden ge
weest het zij dat 'er van de vroegfte tijden
af, waar in Zeeland zich uit het fchuim der
golven verhief, flechts een gering Veer. van
VlisZingen op het Land van Kadzand beftond
het blijkt in allen gevalle met eenige zeker
heid uit de oude Schrijvers dat flechts eene
geringe geul de Westerfchelde van de Noord
zee fcheidde. 't Geweld der Wateren zich een
doortogt banende hervormde welhaast dit
geultje in een aanmerkelijken Zee-arm.
Vlisjingen door hare aangelegenheid
thans gewigt verkrijgende wierd van een
Visfchers gehucht, in eene bloeijcnde plaats her-
fchapen en trachtte zich door alle middelen,
welke de kunst in die tijden den mensch aan
bood, tegen den krachtigen Stroom te bevei
ligen welke zich aan beide zijden een regteti
weg zocht te openen; hier door moest de uit-
loozingder Schelde zich alleen aan de zuidzijde
verbreeden en Vlis fingen een punt vormen
waar