3é T. SfïLÏVSLB, OVSP. DE OPSLIKKING benamdat men Huisjes aanlegde aan het Ar- nemuidenfche Hoofd ter meerdere fchuring; dat men naderhand de vruchteloosheid van alle deze werken ontwarendedezelve gedeeltelijk weder vernietigde en andere even weinig voldoende, daar voor in de plaats legde: en zeker; daar ze noch de kracht des Strooms vermeerderden noch den Stroom geheel uit het Kanaal weerden, konden dezelve niet be letten dat de Arne of oude Middelbar gfche Haven onbevaarbaar wierd, en dat men einde lijk zich genoodzaakt vond eene nieuwe aan teleggen, welke, op dezelfde gebrekkige be- ginfelen als de oude vervaardigd zijnde juist dezelfde nadeelen in zich moest bevatten gelijk de gevolgen zulks heden aantoonen. XXIX. Den waren toeftand van het Sloe noch niet genoegzaam kennende, meende ik, dat de mo gelijkheid eener voldoende doorftraling van Vloed- en Ebftroom in het Kanaal niet zeer bezwaarlijk was het fcheen mij toe dat wanneer het Oosterhoofd van Rammekens ver lengd wierdzoodanig dat het den Vloed van het Sloe onderfchepte en het Zuidelijk Hoofd van Arnemuiden zoodanig dat 'er de Ebftroom uit het Sehengen wierd ingeleid men

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 128