DEK aiacÈLDOROSCHS HAVÈNj gt. onderzoeken, of, de noodzakelijkheid van eêfl Dokkanaal eenmaal toegellaan zijnde het ont- werp echter, zoodanig als ik heb opgegeven, aan geene groote zwarigheden onderhevig is. Men berinnere zich wat in de voorgaan de Afdeeling wegens den toeftand van heé Sloe is gemeld en men zal als dan Zoo wel als bij het inzien van het Kaartje de moeijelijkheid van deszelfs bevaarbaarheid vocn? groote Schepen in het vervolg gevoelen. Zoo het IVesterhoofd van Rammekensden Stroom van de Zuidwatering langs het Sloe bre kende al eenigzins mogt toebrengen tot de uitbreiding van de Bank F, welke zich tot eene zoo groote belemmering van het Sloe aan het Zuidoostelijk deel van St. Joosland nederzet moet de eenige en onherftelbare oorzaak van de verflikking van het Sloe nog- tans alleen in deszelfs betrekkelijken ftand met den Hond en vooral met het Feerfche Gat en de Zuidvliet gezocht worden. 'Er blijft derhalven niets overig dan het Sloe daar te laten en het Kanaal voor de Haven rot den doorgang der Schepen te gebruiken dit is de reden waarom ik zoo wel aan het Arnemuidenfehe Gat als bij Rammekens eene Spnifluis heb voorgeflagcn. Maar hoe zal het nu gaan met de Uitwatering dezer twee D 2 m on-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 143