J) ER MID D EL 3 U E. G S C H E HAVEN. J? de uitwatering te leggen, kan,-men met de fpuijing krachtdadig de diepte bevorderen en op de daar voor liggende plaat fchuren. XLVI. Ik acht het zelfs niet moeijelijk de plaat D nog meer te doen afnemen door het uitbren gen van een hoofd of kribwerk u v waar door de VloedAroom langs den hoek dier plaat gedreven zou worden en het welk de verdeeling der Eb in het Sloe belettende ook aan derzelver 'Aroom meer werking zoude bij zetten. XLVII. Indien deze maatregel in het vervolg nood zakelijk zon mogen geoordeeld worden is het buiten twijfel dat het Sloe daar door niet benadeeld zou worden als men gelieft opte- merken dat de Noordelijke Vloed en Eb geen nut in het zelve doen en boven dien kan het bij zoodanig ontwerp als dit, ook niet in aan merking komen. Inderdaad hoe zou men een fchooner ftand eener uitwatering kunnen ver langen dan zodanig een welke door de zatnenkomst van de Zuidvliet en van het Veer- fche Gat, zoo wel voor binnen als buiten 's Lands

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 151