OVER APOLLONIDS VAN TJJANA. Si
wij op deze tegenftrijdige berigten moesten
afgaan zou het ongetwijfeld moeijelijk zijn»
zijn karakter juist te kennen niaar 'ét zijn
andere daadzaken voorhandenwaaruit ontegen
zeggelijk blijkt, dat apollohius, door de
büitenfporigfte ingenomenheid met zich zei-
ven gedreven in alles e-er.en hoogmoed ver
raadt, die geen weergaê kent. Wanneer, om
flechts een enkel voorbeeld te noemen het
beeld van den Vorst der Parters hem werdt
getoond, en tegelijk bevolen, overeenkom-
ftig de gewoonte van dat Volk om het te
aanbidden, gaf hij dit verwaande andwoord
De Vorstdien gij vereert mag zich
gelukkig achten zo hij van mij gepre-
zen en geacht wordt (ij)." Ja, zoover
re vervoerde hem zijne inbeelding dat hij
gereedelijk het Volk vergund zou hebben
hem als eenen God te aanbidden zoo hem
niet de vrees van benijd te zullen werden
had weêrhouden z
II. DEEL. F Apol-
wilde hij wed indien hij den fehijn van 't aantenefflen vermijden
Icon zie Philostr:, L. If. c. 40 fin. add. Epist. 42, nogtans was
geld en goed zijn hoogde doel nietdit bewijst Apo!l, of Phiïostr
vrij goed in de Apolog. c. 2. Vit. Philostr. p. 344, maar ook
daaruit volgt nietdat zijn hoogde doel rein was.
ijPhilostr ett us Lib. I. cap. 27. fqq.
(z) Dit laat Pbilostr at us hem zelf belijden in zijne
A60I. ad Doinitian.Liti, VIII. Philostr.