96 J. H. LOTZB EN H. W. TI|Bt!UK, meer anderen inhoewel op zeer verfchillen- de wijze. Zoo bewees antoninus cara cal l a if iefzoon van de Keizerin julia, eer aan de gedachtenis van apolbonius om dat hij een groot en kunftig Toovenaar is geweest v evenzo», maar min gunftig oordeelde lucianus (iv), gunftiger denke lijk apülejus (x). Dit gevoelen is ge durende een geruimen tijd vrij algemeen ge weest althans zoo dacht men ten tijde van hieronijmus Cij), en zelfs later ten tij de van FijNEsiBS (2). Daar nu dit oor deel van den dood van apollonius af, zich fteeds meer en meer uitgebreid had, ja daar hij door dezen en genen als een loozen bedrieger ten toon gefield is geworden (a~), is het ligt te begrijpen dat in het begin van de derde eeuw, toen philostra tus fchreef zijn roem aanmerkelijk was was (ïi) Xipbil. in Epit. Dion. Casf. Lib. LXXYII. c 18. fin. edit. Rei mar i. p. IS4°- (ïti) Lu ci an, in I?feu dom an ti s. Vita Alex. conf. PIo s hem, Disf. de exist im. Ap oil. Ti jan. XI. O) Ap u I ejus 111 Apologia ubi exemplo Ajollonii fe muuic atque defendicab calumnia Magüe pravte. 'J Vid. Mos he m. laud.Disf. ae existimat. Ap oil. Tij an. Lib. XVIII. p m. 430. fqq, O) Vid. M os hem. d. 1. XX p. m. 443. fqq. M 0 she in. Disfert. laud. XI X11 Xdll.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 190