fS J. H. LOTZE EN H. W. TIJDE MAN
3ens en derzelver afwisfeling of ten voor-
of ten nadeele van apollohsbs, blijkt ons,
dat men over het geheel niet met die naauw-
keurigheid in het onderzoek van apolloni-
vs leven en bedrijven is te werk gegaan, die
tnet reden in deze zaak gevorderd wordt, Dat
fommigengelijk HiERocLEsen ebnapius
hem verhieven is uit hunnen haat tegen het
Christendom afteleiden. De poogingen van
dezen om door de vergelijking van a p o l-
xonius met den Zaligmaker, het Christen
dom eenen doodelijken flag toetebrengen, brag-
ten de Kerkvaders in geene geringe verlegen
heid van daar dat zij niet twijfelende
aan de berigten van philostratus, ge
loof gaven aan zijne wonderen maar tevens
beweerdendat hij die gedaan had door hulp
en invloed van den Duivel (je). Deze uit-
vlugt is als men de denkwijze dier tijden
gadeflaat, zeer natuurlijk vermits men eene
vrij algemeene overhelling had om aan
tooverij en Duivels konftenarij geloof te ge
ven. Maar men verloor hier bij geheel uit
het
(cTe verwonderen is het, dat zijblijkens de volgende aan
merking ook onder de Geleerden van later tijdzoo vele navolgers
gehad hebbendaar toch het ongerijmde van dat gevoelen zoo zeer
in het oog loopt, en niet anders dan hoogst nadeeiig zijn kan voor
het bewijs, ontleend uit de wonderen, tot fiaving van jezus God
delijke zending.