over apolloniüs vak ij aw a.. 59
het oog, dat de waarheid der wonderen, dia
apolloniüs verrigt zal hebben raat dei'
daad ftaan bleef, en deze eenmaal onaange
vochten blijvende kon het niet wel anders,
hoe en door wiens invloed hij die- dan ook
verrigt mag hebben, of zijn naam. moest zich
uitbreiden en fiaande houden.
VIII.
In lateren tijd bijzonder in de voorgaan
de eeuw waarin men begonnen, heeft, mee
meerdere kridfche naauwkeurigheid de Wer
ken der Ouden en hunne berigten te behan
delen zijn 'er velen geweestdie zich mee
het onderzoek der gefchiedenis van apoi-
lonius hebben beziggehouden, maar hutt
oordeel loopt uit een. 'Er is zelfs, die be
twijfeltof'er wel immer een apo l l a ni-
tis geleefd hebbe doch bij dit gevoelen
dat van allen grond ontbloot is zullen wij
ons niet ophouden.Zeer velen en deze
meestal onder de vroegerengeloovende
dat met de ontkenning der gefchiedenis van
apolloniüs, alle historifche geloofwaar
digheid verloren moest gaan hebben de be
rigten van ph1losteatos aangenomen
en beweren dat apolloniüs wonderen
gedaan heeftmaar Hellen tevens vastdat
G a hij