OVER. Af OLL0SIUS van TIJ AN A. JOl
aan de andere zijde ftaande houden dat phi-
lostratus, de bronnenwaar uit hij put
te zonder oordeel gebruikende, alles heeft
gedaan om den held zijner gefchiedenis in
het fchitterendst licht te plaatfen (i). ïn
deze opgave van zoo verfchillende oordeelvel
lingen mogen wij niet onopgemerkt latendat
BRüctcsu in zijn eigen oordeel over apol-
lonibs de tegenftrijdigfte dingen te gelijk
r.'s waar aanneemt, en met de daad zig zei
ven tegenfpreekt. Eerst de wonderen die
APOLLONius verricht zal hebben, geloof
gevende fchrijft hij ze toe aan Toverij en
Theurgie en dan weer ze ontkennendebe
weert hijdat ze door da mis en philostra-
tus verzonnen zijn geworden Zo onge-
G 3 lijk
b Dit was reeds oudtijds 't gevoelen van E ti fe b. Contra Hie-
roei. P b otius 1.1. cc. later van Nan dé in Z. ilpol. pour les
grands bonim. fonpc. de magie. Buddeus G. Nicbolls. Rob
Jenkins. H. P r i d e a u x opp. fupra. e. Dat alle die wonderver
halen verdigt zijn zouden, mishaagt zeer aan Mosbei mad Czid-
worth, p. 3 o. ne omnis fides historica concidat."
Vid. omn. Mosbem. ad Cu dw or tb. T. I. p. 310. Tie-
demann geist d. fpekul. Pbilos. boven aangehaald. Mijners in'c
bened. aangeh. Werk bl. 244—246', zoo ook tevens den Zegsman
vanPhilostr. Bamis te regtbefchuldigende, Wiel ana bov. aangeh.
Opmerking verdienenom dit zameii begrijpelijker te maken, de'
Reful t at en die men vindtuit het fijstema der Eclcctrifche wijs
begeerte bij B ruck er Hist. Crit. Pbilos. Tom 2. p. 36379. N.
5~io. 12. 14. 16.
Tom. 2. Op. laud. p. 142145,