OVER APOLLONtUS VAN TIJ AN A. 109
vorderde het doel dat hij zich voorftelde
om liet bijgeloof te begunftigen zonder welk
hij niet alleen geen opgang zon hebben ge
maakt maar ook geene onderfleuning ge
vonden bij de Priesters, Het is boven dien
zoo zeker nietgelijk ook is opgemaakt ge
worden door wijlen den Utrechtfchen Iloog-
leeraar van aiïBEN(e), dat in die tijden,
en toen paulus fclireef apollonius
zoo grooten naam door zijne bedriegerijën zou
verkregen hebben of door de verbreiding
van zijne zoogenaamde wonderen de wonde
ren van cHRisTOsen van zijne Apostelen zou
hebben willen verdonkeren.
Eindelijk in de vierde plaatsApollonius
was een voor den Staat gevaarlijk Menfch
die aan muiterij en zamenzwering tegen de Vors
ten zich fchuldig maakte.Dat hij deel heeft
gehad in de groote famenzwering tegen domi-
t 1 anus kan zijn lofredenaar ïhilos-
tbatos, niet ontkennen fjen blijkt ook
daaruit overtuigende dat hij den bepaalden
tijd
dat hij zoude gezegd hebben, „wee mij! dat ik na den Zoon van
Maria in de Wereld gekomen ben!" noch op dien anderen Oosterling,
aangeh.bij Hot ting. Hist. Orient, p. 1S9.190.
(e) Prolog, ad Pauli epist. ad Epbefios pag. Ill feqq.
Hij confpireerde eerstvolgens P bi los tr. zelf, L. V. c. ia.
tegen Nerot naderhand tegen Homitianus. Phi lost. L. VII. C. 4,
lijq. etc.