OVER APOLLONIUS VAN TïJANA. iïï X. Wij hebben tot dus verfe onderfteld dat het werk van philostratus die zelfde waarde hebbe die wij toekennen aan ge- lijkfoortige levensberigten ons door anderen medegedeeld ook meenden wij dien weg te snoeten inflaan om des te beter te kunnen voldoen aan het opgegevene Vraagftuk en te toonen dat het eigenlijke karakter van apoeeonius duidelijk genoeg zich ken merkt, zoo men zijne gefchiedenis raadpleegt, die geenzins aanleiding geeft tot alle de ver- fchillende oordeelvellingen die wij ontmoet hebben. Intusfchen daar al het geen dieta beruchten Man betreftgegrond is op het be- aan de pogingen, om de Ieere van Jezus en z-yne .Apostelen voor blooce leere van den Natuurlijken Godsdienst te doen doorgaan. Zoo het hoog gezag van Jezus als Godsgezant vale, wat grond van zeker heid is er dan voor alle die Hukken, wier kennis buiten het bereik der rede. ligt? Wat A poll. betreft, hoe zeer hetfraaijc Werk Wie- iand over hem, Hechts hijpothefeja Hechts ideale fictie behelst, kan men hem evenwel toegeven, dat Ap. een doel gehad Lebbe, hoogec dan louter eigenbaat, dat hij iets groots wilde, en 't welk hem nuttig voorkwamhoe zeer ijdelheid zijn geheime drijfveer, en ook zyne middelen niet zedelijk zuiver waren;zoo blijft hij altoos nog verre boven een Cagli os tr o verhevenmet wienhij doorfommigenvol gens de aanmerking van den geleerden J. Scbarpin Disfi. Theol. inaug. en in zijne Verhandeling tegen de JD eistengeli-k gcfleidwordc, maar C. fchijnt enkel uit eigenbaat bedrieger en gochelnar geweest te zijnalthans indien uien volgens de uitgegevene Hukken van zijn Pt vees mag oordeclen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 205