314 J". H. LOT ZE EM H. W. TIJDE MAN,
oordeelde 'er niet alleen zeer ongunstig over
maar heeft 'er ook geen gebruik van gemaakt.
Geen wonder ook, want dezelve diende niet tot
zijn oogmerk. Oiugenes immers van dit
boek melding makende in zijne wederlegging
van celsus (0) zegt ons, dat moerage-
Des verklaard heeftapollonius zij een
doortrapte bedrieger en gochelaar geweestdie
zelfs de geoefendfte Wijsgeren misleid heeft.
Zou het nu wel zoo vreemd zijn te denken
dat philo stratus geenen kans ziende
om zulk een tegenpartij bondig te wederleg
gen daarom zoo laag op zijnen arbeid is ge
vallen Het moet zeer zeker voldoende en be-
ülisfende geweest zijn, anders zou osige-
isesdie in zijn gefchrift tegen ceesus zo
veel oordeel aan den dag legtop dat werk
met zoo veel vrijmoedigheid zich niet beroe
pen hebben.
Met zeer veel ophef gewaagt phi los te a-
tbs overal van de bcrigten van zekeren a-
mis, die in de geheele gefchiedenis zich
kenmerkt als een zeer onnozel en iigtgeloo-
vig menschgereed om alles voor goede munt
aan te nemen, wat apollonius hem ver-
baalde, hoe ongerijmd het ook was, endoor
zijne ingenomenheid met dezen zo verblind,
dat
(0) O r i g, contra Cels. Lib. VI, p. 502.