over apoltohiüs van tijana. ji5
dat hij ook bij meerder verftand, niet in ftaat zou
geweest zijnom alles wat zijn Meefter fprak en
verrigtte, aan een bedaard en ftreng onderzoek
te onderwerpen zoo leerden wij reeds boven
dezen man kennen en zullen beneden nog iets
tot nadere bevestiging hier bij voegen Q>).
Bij deze genoemde bronnen voegt philos
tra tus nog eenige andere, als het Testa
ment van ai'ollonius; mondelijke narig-
ten ontvangen uit die Steden, die zijn held
bewonderden; de Tempelen, door hem weder
opgebouwd, en eindelijk zijne brieven q~)„
Alle deze narigten kunnenhet geen de aart
der zake ook leert, geene waarde hebben.
Wat, trouwens, is natuurlijker, dan dat alle
deze narigten apollonius van zijne fchoon-
fte zijde voorftelden, niet zoo als hij werke
lijk heeft gehandeld, maar zoo als het bijge
loof, gerugfteund door het listig Priefterbe-
drog, hem zich voorftelde, en aan anderen
vertoonde.
Maar hoe heeft philostratus alle deze
bronnen gebruikt hij heeft, ja, eenegetrouwe op
telling gedaan der bronnendie hem ten dienst
flondenmaarzoo als ons gebleken is, die zijn
H 2 oog-
Zie §10. aunt. (V) Men kan het een en ander breeder ontwik
keld vinden bij Ti ede man if tc a. p- Hu e t L c„ p* 975
Lib, i. c.2.