Ïl8 To Ho LOTZt en h. vV. tijdeman dat philos tratu s met dat doel zijne ge- fchiedenis van apoilonius heeft vervaar digd, dan zeker «wordt de geloofwaardigheid van zijn berigt zeer veel vermindert, maar "er volgt nog niet uit, dat hij de narïgtennïec bij d amis heeft gevonden. X.* De vraag is en blijft ook dan nog, wat is door dam is te boek geileld, en wat behoort tot de opfiering van philostratus of met 'andere woordenwat heeft damis al en niet gefchreven, en wat heeft philostratus bij zijn berigt gevoegd? Deze vraag is, ge lijk ieder merkt, onderfcheiden van eene an dere, en wel deze, wat waarde heeft het be rigt van damis door philostratus ge bruikt? Immers dat voorftel zou vorderen te bepalen, wat trap van geloofwaardigheid aan het getuigenis van damis moet gegeven worden? maar dat ftaat wederom in verband met verfchillende andere bijzonderheden, als: js damis in de gelegenheid geweestom ïiaauwkeurige berigten te bekomen? wat ge bruik heeft hij van die gelegenheden gemaakt? is hij door geene vooringenomenheid geleid •en beftuurd geworden? heeft hij zich niet la ten

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 212