over apoliosiüs van tijana» 1^3 wijze aangehaald maar meer direkt en ftel- lig geboekt derhalve zijn deze denklijk niet uit da mis Nergens is dit meer in het oog loopende dan in het vierde boek» in het welk damis maar zelden is aange haald terwijl in het volgende vijfde boek gedurig weder voorkomt die wijze van aan halen, welke men in die drie eerfien ont moet. Daar wij nu doorgaans dit vepfchil heb ben waargenomen, zoo meenen wij dat zulks ons regt geeft, om te befluiten, dat philos tratüs in alle die gevallen, waar in hij meer ftellig en bepaald fchrijft, zich als dan heeft bediend van zijne nafpeuringenvan welke hij in den aanvang zijns werks melding maakt. Ten derden, philostratüs heeft meer malen door uitweidingen, welke hij zich veroor looft, om zijne eigene geleerdheid aan den dag te leggenhet verhaal van damis afge broken. Het is van belang, dit wel op te merken, vooral om dat fomdjds de eigene re denering van philostratüs ongevoelig in een loopt met de uittrekfels uit dam is Cc~), waar door dan de onderkenning van het geen hij En juist in deze Verhalen van wonderdadige genezingenis vrij wat overeenkomst met diewelke de Evangelisten van onzen Zaligmaker vermelden,ditverfterktonsgezegde, io.aan't einde. t») Men vindt hier van een fprekenö bewijs Lib.V. c. 4. vs.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 217