I DÓ J. H» LOTH Ést H. W. TIJDEMAN, Uit deze aanmerkingen kan men nu reeds afleiden, hoe veel da mis berigten behelsd hebben; te weten, zoo wij ons niet bedrie gen met uitzondering van al het opgenoem de, liggen zij ten gronde van phi los tra» tus werk, die overigens bijgevoegd heeft, al het geen hij, om zijnen held te verheffenhad kunnen ontdekken. Meermalen trouwens gevoelden wij bij het doorlezen van zijn gefchrift, hoe zeer hij alles aangreep, wat tot zijn oogmerk kon dienen, en fomtijds fcheen het ons toeals of hij ftudieus de ver halen des Euangeliften in enkelde trekken heeft willen navolgen ,omAPOLLONios des te meer te slwljneu van den vrijgefproken Af oil. uit de gerigtsml van Do- 9iitianus Lib. VIII. c. 5. fin. Lib. VII. c. 41., anders bekennen ■wijdat deze aanmerking meer behoort tot de andere vraagover de geloofwaardigheid van de berigten van Darnis zelfwant vele de zer dingen, waarbij D. niet was tegenwoordig geweest, had hij echter, *t zij uit den' mond van Af oil. of van anderenin zijn verhaal geboektcn heeft P h i l. ook vergel, de hier in den test aangehaalde plnatfen. 'Er komt echter nog iets in aanmerking't geen van vee£ invloed kan geweest zijnmaar welke wij niet meer bepaald kun nen nagaannamelijk Pb ilostr. moest eene nieuwe redaftie ie» veren der opteekeningen van Damiswiens ftijl z?er verwaarloosd wasP bi I. Lib. I c 3.die moest nu welgelijk P b i l. zelf ge tuigt voornamelijk flechts den fiijl betreffenmaar hij liet 'er ook wel eens iets uit, Lib. I. c. 20. Lib. VII. c. 28. hij onderzocht ook zelf, en laschte hier en daar in en maakte 'er een eigen werk van (gelijk wij gezien hebben) en van den Hechten ftijl van D. maakte hij een werk, welks be fchaafdenzelfs gekunftelden ftijl, door allen er kend wordthoe zeer kan dan ook da; geenhc: welkwat da zaak be treft,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 220